Twee vrouwen – de een wat klein van stuk, de ander rijzig, de een Nederlands-, de ander Spaanstalig – slaan met veel genoegen een uitstalling van goedkoop porselein in duigen. Geruime tijd voordat het zover is, wordt het publiek voorbereid op wat er komen gaat. 

Veiligheidsmaatregelen als het aantrekken van witte overalls, voorgevormde plastic hoezen over de schoenen en het achterlaten van tassen worden door het publiek met veel ijver uitgevoerd, terwijl ze, zo blijkt later, eigenlijk niet echt nodig zijn. Hooguit de bril ter bescherming tegen dat ene stukje rondvliegend keramiek lijkt noodzakelijk.

We leven in een tijd van minder geweld dan ooit, gemiddeld dan, maar tegelijkertijd lijkt daar waar het beter gaat de angst voor geweld juist toe te nemen, omgekeerd evenredig. De voorstelling Overkill van Sanne Lips en Liesje Knobel (Lips&Knobel) speculeert op die angst die voor het gevaar uitloopt en soms ook een nieuw gevaar creëert, dat van de overdreven angst, de paniek om niets, de beschuldigende vinger naar anderen en een gebrek aan reflectie en zelf-relativering. Net als juridische afbakeningen, het formele spel met verantwoordelijkheden en de zorg om beeldvorming hebben ze verder weinig nog met de acute praktijk van leven en werk te maken of nemen deze geheel over.

Overkill staat bol van het gedoe om niets. Eindeloos klagen de twee performers, Camila Romero Lema en Femke Arnouts, over zaken van relatief belang. Voor toerist aangezien worden in je eigen stad, niet met blote borsten kunnen zonnen omdat je tepels dan verbranden, witte privileges, tegenvallende mannen, roze speelgoed voor meisjes, een niet functionerende EU – er komt geen einde aan.

Alles wekt woede op, en die moet gekoeld. In Overkill is de porseleinkast een voorgevormde happening geworden, waarbij het publiek – voor een moment van Twitter, TikTok en Facebook verstoken – kan zien hoe de performers gewapend met tools als honkbalknuppel en voorhamer de boel in elkaar slaan.

Een gevolg van de algemene woede om alles is dat ook meer prangende zaken in deze plethora van verontwaardiging en agressie ten onder gaan. Na een ellenlange seance rond het porselein, die overigens mooi geluid oplevert, zetten de makers een indrukwekkend beeld in, wanneer Femke Arnouts een entree maakt vanuit de diepte van de scheepshal op het NDSM-terrein, in een miss-universe dress. Haar miss-speech gaat over rape, terwijl de beeldschone lange jurk, bezaaid met opgenaaide bloemen, haar fijn gevormde borsten bloot laat. Achter haar spreidt zich een veld van slagvelden uit.

We kijken op de resten van vorige voorstellingen, keurig gerangschikte vlakken op een lijn in de diepte. Een geschiedenis van gesimuleerde strijd, van speelvlakken en tonelen. Uiteindelijk mag het publiek ook zelf een kopje gooien, en na een laatste citaat, met verf uit een plastic machinegeweer en een hiphop re-enactment, waarbij letterlijk rood op rood wordt gespoten, hollen de twee performers het toneel af, terug tussen de slagvelden, lachend, zonder applaus te nemen.

Hoewel het beeld en het geluid geraffinneerd in elkaar zitten, is niets kwetsbaar of spannend aan Overkill. Niets is ook origineel of bijzonder knap: de gestapelde kopjes zijn Nederlands recycle design, de performances verwijzen naar avantgarde performance kunst uit de vorige eeuw, de waaghalzerij verwijst naar wat er ooit in kraakpanden en op de straat gebeurde, simuleert al of niet artistiek activisme en verzet van ooit, overigens zonder het te romantiseren, maar doet verder niets.

Wat overblijft binnen de perken van het theatrale evenement – gehouden op een terrein van een voormalig kraakparadijs, nu volledig gegentrificeerd – is een narcistische preoccupatie met zelf en voordehandliggende statements, rood op rood.

Het is ook een spiegelhuis voor dolgedraaid welvaartsdenken, waar politieke gevechten en artistieke uitdagingen verzuipen in een soep van triviale gestes, en een gebrek aan nood en noodzaak slechts tot narcissistische overpijnzingen leiden. Alles wordt gereduceerd tot trivia, personality-problemen en beeldvorming. ‘We hadden eigenlijk een radicaal-feministische performance willen maken’ is een van de openingszinnen van Overkill. Een slome leegte gaapt de toeschouwers aan, ondanks alle opwinding.

Er waren op Over ’t IJ  meer voorstellingen te zien waaruit een cynische hulpeloosheid sprak. Wat doet publieke meningsvorming er nog toe, wat is de rol van kunst en theater, als makers en publiek elkaar vinden in dit spiegelhuis? Niet erg opwindend, saai zelfs als het gaat om inspirerende voorstellen of het inslaan van nieuwe wegen, maar wel vreselijk consequent en mooi vormgegeven, deze Overkill.

Foto: Moon Saris