‘Papa, ben je er nog?’, vraagt de dochter aan de andere kant van de wereld aan haar vader. Na enkele secondes stilte, antwoordt hij: ‘Ja, ik ben er.’ Het is het ontnuchterende, bijna te kleine slot van Over de natuur van de dingen. Erachter gaat een wereld van onvermogen en verdriet schuil, die de kern van de voorstelling en de ondraaglijke lichtheid van Epicurus’ bekendste uitspraak spiegelt: ‘Waarom zou ik bang zijn voor de dood? Als ik er ben, is de dood er niet. Als de dood er is, ben ik er niet.’

Maar wat als het niet zo eenduidig is als Epicurus beweerde? Wat als je er wel bent, maar ook niet? Daarmee worstelt de vader in de nieuwe toneeltekst van Lowie van Oers, losjes gebaseerd op Epicurus’ Rerum Natura. Ja, hij is er, gaat gewoon naar zijn werk, tweemaal per week naar de Intratuin en regelt van alles. Maar in die tuin heeft hij niets veranderd. De boom die hij wil planten staat er na twee jaar nog steeds niet. Verder dan een kuil graven is hij niet gekomen.

Ook zijn dochter is er. Zij heeft net haar laatste examen gedaan en kan niet wachten om de wijde wereld in te trekken. Maar ze weet niet wat ze met haar leven wil, niet waarheen ze wil reizen. En de jongen die ze op het examenfeest zoent, weet evenmin wat hij wil. Als kleine jongen wilde hij na een bergbeklimming met zijn ouders astronaut worden, maar nu ligt hij midden op de weg in het dorp waar je dat rustig een kwartier kunt doen zonder opgeraapt te worden. Hij voert een hallucinair gesprek met een astronaut die zwevend de aarde ziet als één geheel, waar alles tegelijkertijd gebeurt, maar hij slechts kan observeren, niet ingrijpen – het overview effect.

Bovenstaande samenvatting is na afloop van de voorstelling gemakkelijk te geven, het knappe van Van Oers’ tekst is, dat we al deze verhaallijnen pas gaandeweg de voorstelling samen kunnen voegen als we zelf een helikopterblik krijgen. De voorstelling is ingekaderd in een nachtelijke radio-uitzending, waarin luisteraars opgeroepen worden niet zozeer een verhaal te vertellen, maar te zeggen waar ze zijn. De presentatrice begint vervolgens zelf met een verhaal, dat op het vlakke speelvlak vervolgens vertakkingen krijgt.

Tijd, plaats en zelfs personage schuiven in en uit elkaar, waarbij elk detail betekenis krijgt, regelmatig ook met een wrang komisch effect. Overeenkomsten tussen de drie hoofdpersonages zijn legio, maar die krijgen we pas langzaam te horen en gaan we, gewend als we zijn te letten op grotere verbanden, ook meer en meer invullen zelfs als die niet expliciet uitgesproken of getoond worden.

Grote emoties blijven daarbij afwezig. Wanneer de dochter haar vader vraagt waarom hij nooit meer kookt, ontbreekt ‘sinds mama dood is’, maar hierdoor is die afwezigheid nog schrijnender. Echt contact is er geen moment tussen de personages, of dat nu op het toilet bij een examenfeest is, in de ruimte, of in de keuken van het ouderlijk huis. De regie van Suze Milius sluit daar naadloos op aan: Lowie van Oers, Roel Swanenberg en Eva Zwart spelen naturel, op een enkel moment na zonder nadrukkelijke emotie.

In de tijd- en ruimteschakelmomenten is Over de natuur van de dingen sterk, maar niet alles is even geslaagd. Zo zijn meerdere radio-intermezzo’s nogal lacherig en voegt het laten zakken en weer ophijsen van de belichting die al te duidelijk aan de sterrenhemel refereert weinig toe. De grote kracht van Over de natuur van de dingen schuilt in de tekst van Van Oers die een alledaags, klein en groot, persoonlijk en juist universeel, familiedrama een nieuwe en meer filosofische lading geeft.

Foto: Menno van der Meulen

Lees ook onze bespreking van de tekst van Lowie van Oers in ons dossier DeClaus Theatertekstkritiek.