Of het nu Euripides of Shakespeare is: kiezen voor een klassiek toneelstuk is kiezen voor een vorm. Het betekent dat je je moet verhouden tot Aristoteles’ eenheid van tijd, plaats en handeling, tot een zangerig metrum, tot een held die ten val komt doordat hij zo stom is zich door zijn emotie te laten leiden in plaats van zijn ratio. En het lijkt die klassieke vorm te zijn die regisseur Daria Bukvić beperkt in het overbrengen van haar visie.

Ze regisseert een Othello die de nadruk moet leggen op institutioneel racisme en scheve man-vrouwverhoudingen. Ja, die elementen zitten er zeker in, in dit toneelstuk uit 1604. Maar die constatering is niet voldoende om het stuk blijvend van spanning te voorzien.

Het is traditioneel de tragedie van de jaloezie. Reserve-officier Jago wordt gepasseerd voor de functie van luitenant door generaal Othello. Jago, zelf rap van tong, besluit Othello door middel van listige roddels te laten geloven dat zijn vrouw Desdemona hem de hoorns opzet en met Cassio naar bed gaat. Cassio werd namelijk boven Jago verkozen in de rol van luitenant. Twee vliegen in een klap, denkt Jago. De hamartia, de cruciale fout van hoofdpersoon Othello, is dat hij de jaloezie toelaat in zijn hart en uiteindelijk zijn vrouw en zichzelf van het leven berooft. In die zin een tamelijk klassieke tragedie met een held die ten prooi valt aan een obsessie. Je moet je kop erbij houden, is vaak de moraal van die klassieke teksten.

Tegelijkertijd draagt het stuk een etnische component in zich. Generaal Othello, de ‘Moor van Venetië’, is een zwarte man in de witte grachtengordelmaatschappij die Venetië toen was. En hij is succesvol in die wereld: hij is generaal in het leger en trouwt Desdemona, de dochter van een Venetiaanse senator. Hij is zo succesvol in de witte rol, dat hij van binnen eerder wit dan zwart is, laat Shakespeare de hertog zeggen tegen de vader van Desdemona. Geen zorgen dus, papa.

Tot niet lang geleden werd de rol van Othello altijd gespeeld door een witte acteur, op een versie van het Noord Nederlands Toneel na. Er werd gespeeld met zwarte maskers en met zwarte schmink. Onzin, vindt Bukvić. Othello moet donker zijn, zoals Shakespeare hem bedoeld heeft. Daarom schittert bij Bukvić Werner Kolf in de hoofdrol.

Othello wordt ‘diklip’ genoemd, ‘die zwarte’, ‘aap’ en er wordt hem beestachtig gedrag toegeschreven. De racistische, en overigens ook de vrouwonvriendelijke taal is echter zo expliciet en evident dat het ons nauwelijks nog nuances te bieden heeft in ons hedendaagse ongelijkheidsdebat. Doordat Bukvić de tekst van Shakespeare – zij het overigens in een soepele, ritmische vertaling van Esther Duysker – vrij nauwgezet volgt, wordt het anachronisme met de taal van Shakespeare gewoon te groot voor een louterend of verfrissend inzicht. De wijziging van het oorspronkelijke slot lijkt niet logisch te volgen op de voorgaande, getrouwe behandeling van de tekst.

Hoewel de ingreep aan het slot op zich interessant is: Othello wordt door zijn omgeving al veroordeeld voordat hij nog maar iets heeft gedaan. Terwijl hij níets heeft gedaan zelfs. Daar wordt de voorstelling voor het eerst hedendaags en doet denken aan krantenkoppen waarbij verdenking oordeel wordt, zodra de achtergrond van de verdachte wordt genoemd. Maar als je toch ingrijpt in Shakespeare, waarom dan niet ingrijpender? Nu wordt verleden noch heden een dienst bewezen.

De spanning van de voorstelling blijft hem zitten in de oorsprong: in de valse retoriek van Jago en de val voor de jaloezie door Othello. Jago is in deze voorstelling een lekker venijnige rol die ijzersterk wordt neergezet door Rick Paul van Mulligen. De oude taal van Shakespeare wordt door geen enkele acteur zo naar het hier en nu getrokken als door hem. Iedere zin is werkelijk puur genieten. Een compliment voor de timing is voor alle acteurs overigens op zijn plaats. De strakke regie en de aandacht voor de subtiele fysiek van de karakters veroorzaakt lach en lucht waar ze kunnen.

Werner Kolf speelt een kalme Othello die, met name in het tweede bedrijf, bij lange na niet het wilde gedrag vertoont dat zijn omgeving hem probeert toe te schrijven. Die keuze maakt deze Othello wat vlak en eendimensionaal, maar dat is niet aan het spel van Kolf toe te schrijven. Het scherpe contrast dat Shakespeare neerzet tussen het elitaire Venetië en het barbaarse Cyprus wordt door Bukvić gesymboliseerd door een opwindende paaldansscène, bijna letterlijk een afdaling naar de onderbuik. Alleen zijn het vooral de andere personages die afdalen, Othello lijkt ook op Cyprus nagenoeg onaangetast te blijven. Meer grillen hadden deze Othello ook meer nuance meegegeven. Deze Othello lijkt eerder een zuiver politieke en moralistische te zijn.

Het decor van Wikke van Houwelingen, Marloes van der Hoek en Han Buhrs, opgebouwd uit een stalen framewerk van vlaggen, loopt in een fuik naar achteren weg. Zo kijken we als publiek als het ware letterlijk in een koker. Een krachtig beeld bij de visie van de voorstelling. De spiegels op de vloer symboliseren de spiegel die het publiek wordt voorgehouden.

Een gedurfd begin, Othello als eerste regie bij het Nationale Theater. Ik had er by far de ballen niet voor gehad. Bukvić wel. Maar zo is ze: ‘Maak onvermijdelijk werk, en verontschuldig je aan niemand’, sprak ze de nieuwe generatie theaterstudenten in juni vorig jaar toe. En zo is het.

Foto: Sanne Peper