De hel is backstage en Orpheus roept aan het eind dat hij gay is. Zo verloopt bij Opera Zuid de enscenering van Jacques Offenbachs Orphée aux Enfers (Orpheus in de Onderwereld), de opera die bij de eerste uitvoeringen in 1858 nog aangeduid werd als opéra bouffon en in een revisie uit 1874 werd omgedoopt tot opéra féerie.

De voorstelling van Opera Zuid begint met een conventioneel lijkend coulissendecor met achterdoek in brave waterverftinten, zoals dat er in de negentiende eeuw kan hebben uitgezien. Terwijl de laatste reguliere hoesters onder het publiek zich stilaan inhouden, klinkt van voren uit de zaal een huiveringwekkend gerochel. Een vrouw in een paarse jurk met zilvergrijs gepermanent haar loopt wild gebarend het podium op en roept boze verwensingen richting de eerste de beste die ze op of onder het podium ziet, in dit geval de dirigent. Al snel blijkt ze een van de hoofdpersonages uit Orphée aux Enfers te zijn: ‘De Publieke Opinie’.

Als zelfbenoemd bewaakster van de openbare moraal wil De Publieke Opinie optreden tegen onwenselijke amoureuze escapades. Met haar bemoeienissen, zelden vrij van eigen erotische ambities, zal ze alle verwikkelingen echter vooral compliceren. In de opera’s van Offenbach voert de satire op de Franse maatschappij de boventoon, en ook de Publieke Opinie moet het ontgelden.

Verwacht in dit stuk – indertijd ook commercieel uitermate succesvol – niet evenveel diepgang als in Offenbachs latere enige ‘echte’ opera Les Contes d’Hoffmann, een tragikomisch werk dat zo complex was dat de componist er niet een definitieve vorm aan kon geven en dat pas in 1881 na zijn dood in première ging. Toch wilden Offenbach en zijn librettisten Hector Crémieux and Ludovic Halévy serieuze zaken behandelen. Toen Orphée aux Enfers in 1858 in première ging waren allerlei censuurregels net versoepeld, maar Offenbach en zijn librettisten namen alsnog flinke risico’s door het Orpheus-verhaal, met alle nukken en seksuele escapes van de goden, om te vormen tot een satire op de Parijse aristocratie en burgerij.

Regisseur Benjamin Prins en dirigent Enrico Delamboye hebben niet geprobeerd om de politieke scherpte van toen te vertalen naar nu. Wel dikken ze de onderliggende erotische laag als motor van het libretto aan. De Publieke Opinie is een lawaaiige drag queen, die op gegeven moment transformeert in Bacchus door pruik en jurk af te gooien en er dan opeens uitziet als een kalende man met haarspelden in het haar dat hem rest. Je kunt je afvragen of hier niet iets te stereotiep wordt omgegaan met drag. Maar de camp-toon van de voorstelling is gezet en later in de voorstelling blijkt deze drag show te passen in een veel evenwichtiger palet van LHBTQIQ+-personages en verwikkelingen. Juno bijvoorbeeld, de echtgenote van Jupiter die in de klassieke mythologie altijd toeziet op de huwelijksmoraal, legt het in de voorstelling aan met een jonge vrouwelijke Bacchante. En aan het einde roept Orpheus in het Nederlands: ‘Ik ben gay’, ofwel dat was de reden van zijn gebrek aan amoureuze interesse in Eurydice, waardoor het hele verhaal in gang werd gezet.

Offenbach voegde in 1874 een aantal balletstukken toe waaronder de publiekshit de cancan, waarin de danseressen hun benen hoog moesten optillen, tot groot genoegen van vooral een deel van het mannelijke publiek. Die dansscènes worden nu bewust knullig uitgevoerd door vrouwelijke én mannelijke dansers (verkleed als vrouw, maar zichtbaar behaard), waarbij in de lijn van de satire van het werk ook het klassieke ballet wordt geparodieerd. De vaart van de voorstelling zorgt ervoor dat het allemaal toch nét kan.

In lijn met de manier waarop het libretto het klassieke verhaal omdraait, draait de voorstelling zichzelf om als in de overgang naar het derde bedrijf het verhaal zich naar de onderwereld verplaatst, en wel doordat het hele decor in het zicht van het publiek achterstevoren wordt gedraaid, en we de zwartgeschilderde achterkant van de kleurige decorstukken uit de eerste twee bedrijven te zien krijgen. Oftewel de hel is backstage.

Gezien de enorme hoeveelheid personages is het niet verwonderlijk dat niet alle zangpartijen met de duurste stemmen worden bezet, maar het energieke ensemblespel maakt veel goed. Amel Brahim-Djelloul als Eurydice beschikt over een fraaie flexibele belcantostem die de veeleisende coloraturen aankan en ze beschikt ook over de acteertalenten om de nuances in haar rol uit te drukken.

Verder overtuigden ook Mark Omvlee als Pluto, Roger Smeets als Jupiter en Anna Emelianova als Diana zowel dramatisch als zangtechnisch. De baritonale tenorstem van Orphée Mathys Lagier had wat moeite in de hoogte, maar hij is een rasacteur en speelt perfect een aandoenlijke kruising tussen een miskende popster en een sul. Orpheus’ coming out werkt als een hilarische klap op de vuurpijl. En ook al is de rol wat stereotiep, Thomas Morris is een aanstekelijke Opinion Publique annex Bacchus.

In de akoestiek van het Eindhovense Parktheater klinkt de Philharmonie Zuidnederland wat dof. Dat is jammer, want eens te meer bleek dat de vroeger als ‘provinciaal’ aangeduide symfonieorkesten al jaren op steeds hoger niveau spelen.

Foto: Joost Milde