Na Operetta Land wil je nog veel meer operettes gaan zien. Het liefst met teksten en decors die net zo inventief en fantasievol zijn als die van Paulien Cornelisse en Steef de Jong.

De terugkeer van de ‘vergeten’ theatergenres is een van de leukste ontwikkelingen in het Nederlands theater van de afgelopen jaren. Of het nou de revues van Alex Klaasen, het variété van Pieter Kramer of de vaudevilles van de Theatertroep zijn: allemaal lieten ze zien dat het entertainment van toen nog prima werkt in de wereld van vandaag, zolang er makers zijn die er een nieuwe draai aan geven.

Steef de Jong is zo’n maker. Al jaren breekt hij een lans voor de operette en combineert dat met een ingenieuze vormgeving. Zijn bordkartonnen decorstukken maken allerlei transformaties door die je nooit helemaal kan voorspellen, terwijl De Jong zelf verschillende personages speelt. Zo pakt hij met redelijk weinig middelen en veel fantasie de ingewikkelde plots van de operette aan. Ideaal voor kleinschalige voorstellingen, maar Operetta Land is anders. Het is de eerste keer dat De Jong werkt met het formaat en de middelen van de Nationale Opera. En wat blijkt? Ook op een groot podium blijven zijn operettes een overtuigende ode aan de fantasie.

In Operetta Land gelden de regels van de operette, wat betekent dat alles altijd goedkomt en er vroeg of laat getrouwd wordt. De koningin (Raoul Steffani) organiseert een bal voor haar geadopteerde en vrijgezelle dochter Galathea (Elenora Hu), maar stuit op een probleem: er is geen geld en het personeel staakt. Om het feest toch door te laten gaan wordt de fictieve prins Nicola verzonnen, die het hele koninkrijk uit de geldzorgen kan helpen als hij trouwt met Galathea.

Er zijn echter twee personages die doen alsof ze de prins zijn: graaf Lothar (Laetitia Gerards), die heimelijk verliefd is op de prins, en de gemene koning Pygmalion (Frederik Bergman), die Galathea ooit als standbeeld bezat in zijn paleis en haar terug wil hebben. Bovendien is Pygmalion de koning van Operanië, waarin alles altijd tragisch afloopt. Het is dus maar de vraag of ook dit verhaal een happy end krijgt.

Geen eenvoudig plot, en dan heb ik nog niet eens verteld over de derde Nicola (Ian Castro), een verloren vogel (Femke Hulsman) en een dea ex machina. De Jong komt halverwege op om alle plotlijnen met ons door te nemen, maar het is verrassend goed te volgen. Schrijver Paulien Cornelisse voegt regelmatig een nieuwe plotwending toe aan het geheel en met elke complicatie komt er iets meer op het spel te staan voor de personages. Het is een lastige schrijfopdracht, zeker voor een eerste keer, maar ze heeft een knappe balans in het libretto gemaakt. Het is een operette die commentaar geeft op de clichés van het genre, maar ook werkt als operette op zich.

In de muziek zit eveneens een mooie balans tussen verwijzing en eigen werk. De Jong en Cornelisse kozen voor minder bekende nummers uit het oeuvre van iconen als Offenbach, Strauss en Gilbert en Sullivan, die niet te veel afleiden van de eigentijdse en droogkomische liedteksten die Cornelisse geschreven heeft. Zo kan het gebeuren dat Lothar zingend piekert of ze iets ‘unwoke’ heeft gezegd tegen haar weggevlogen vogeltje. Of dat Pygmalion bekent dat zijn favoriete kleur niet operette-paars, maar ‘beton look’ is, de kleur van menig modern operadecor.

Door een operette te zien met een nieuw Nederlands libretto, in plaats van een hertaling van een klassieker, ben ik beter gaan begrijpen waar de aantrekking van het genre ligt. Het biedt tijdloze fantasiewerelden, maar levert ook commentaar op de tijd en plaats waarin het gemaakt is. Gilbert en Sullivan waren vooral in eigen land populair, omdat hun publiek de parodieën op de Britse upper class begreep. De Jong en Cornelisse doen eigenlijk hetzelfde: Operetta Land is een fantasieland waar je even al je zorgen kan vergeten, maar ook een die vol zit met eigentijdse woordgrapjes en plaagstootjes naar de hoge cultuur van nu.

Maar bovenal is het de fantasievolle vormgeving van De Jong die je op het puntje van je stoel houdt. Het podium is een soort prentenboek van bordkartonnen paleiszalen en struikgewassen die voor je ogen tot leven komt en van het ene beeld naar het andere overgaat. Hoogtepunt is de militaire operatie die de ‘heggenschaarhuzaren’ uitvoeren om de paleistuin op orde te krijgen. Een decor vol met kartonnen struiken verandert met een paar handomdraaien in een idyllische tuin, om daarna te transformeren in een balzaal. De ode aan de fantasie zit niet alleen letterlijk in een verhaal waarin alles door de verteller verzonnen wordt (met één uitzondering), het zit ook in een vormgeving die theater terugbrengt naar de essentie: met een beetje verbeelding kan je hele werelden tevoorschijn toveren.

Foto: Bart Grietens, De Nationale Opera