Afgelopen zomer maakte het coronavirus korte metten met de theaterfestivals. Gelukkig is er dit weekend alsnog een verkorte editie van Operadagen Rotterdam. Traditiegetrouw wordt de term ‘opera’ ruim opgevat: het kan een Wagneriaans theatraal spel zijn, een musical over een sloopstraat of een concert-performance van Lester Arias.

Regisseur Arlon Luijten is een bekend gezicht bij de Operadagen. Al sinds 2013 bewerkt hij Wagners opera’s tot multidisciplinaire game-installaties waarin nagedacht wordt over de toekomst van Rotterdam. In Ring of resilience bepalen deelnemers wie er worden gered van de zondvloed. Kanshebbers moeten voldoen aan acht eigenschappen die door vorige deelnemers gekozen zijn. Na een op de opera Siegfried gebaseerde persoonlijkheidstest weten we wie op de ark zitten en wie verdrinkt. Voor de drenkelingen is er nog een reddingsboei: ze mogen eigenschappen inruilen voor nieuwe, maar moeten dan wel een jury weten te overtuigen.

Dat levert interessante vraagstukken op. Moet een overlever bijvoorbeeld slim zijn? Hoe meet je dat en wie vallen er dan buiten de boot? Is gastvrijheid of zorgzaamheid niet een betere waarde en waarom? Ring of resilience vertelt je vooral iets over de kandidaten zelf en welke waarden zij belangrijk vinden voor een betere toekomst. De verschillende groepen die Luijten in de stad opzoekt zullen andere ideeën hebben over hoe een samenleving na de zondvloed eruit moet zien.

Toch schuurt de vraagstelling van Ring of resilience. Het vraagt je niet om na te denken over een betere toekomst voor iedereen, maar om mensen te selecteren die de beste cv hebben voor een nieuwe samenleving. Zo kan je weliswaar humaan klinkende eigenschappen kiezen – revolutionair, utopisch, vrij van geest – maar uiteindelijk laat je de meeste mensen verdrinken. Het is utopisch denken in een nauw raamwerk, al geeft Luijten zijn deelnemers genoeg ruimte om ook dat raamwerk te bevragen. We mogen immers met elkaar discussiëren over wat we belangrijk vinden en sturen daarmee het spel deels zelf. Maar volledig gaan voor willekeur en alle eigenschappen overboord gooien? Het gaat tegen de regels in, maar misschien is dat het enige antwoord op een betere toekomst.

In de Almondestraat vindt ondertussen een musical op locatie plaats. Voordat Pension Almonde wordt gesloopt, organiseren bewoners en buurtinitiatieven daar een tweedaagse straatexpositie en doen mee aan Slopera, de tragiek van een sloopstraat. In deze voorstelling van Louis van der Waal en Hajo Doorn zien (fictieve) oude bewoners met lede ogen aan hoe de straat volloopt met hippe gemeenteambtenaren en jonge ondernemers die hun plannen voor de wijk proberen te verkopen. Een oudgediende (Gabby Bakker) is allang uit haar huis verjaagd door oprukkende huurprijzen, maar lijkt er niet weg te slaan. Haar tirade over het onrecht dat haar door de gemeente is aangedaan is een van de hoogtepunten uit de voorstelling.

Op de straat lopen de ‘echte’ buurtinitiatieven langs het publiek, terwijl de fictieve ambtenaren van alles uit de kast trekken om de gentrificatie van de wijk sexy te maken. Een functionaris van stichting De Uitzondering (Maartje Remmers) worstelt met een Powerpoint die ze maar niet aan de praat krijgt, terwijl haar collega (Jacqueline Blom) nerveus heen en weer loopt. Zelfs een rap van Nastaran Razawi Khorasani haalt weinig uit. De bewoners weten wat hun wijk te wachten staat: een ballet van levende sloopkogels.

Een mooi idee, maar dramaturgisch kraakt Slopera aan alle kanten. De voorstelling houdt een vast stramien aan van scènes die beëindigd worden met een lied. Elke scène en ieder lied voelt even belangrijk, waardoor er geen duidelijke spanningsboog wordt opgebouwd. Liedteksten zijn dikwijls moeilijk zingbaar, waardoor de muziek gaat trekken en de aandacht verder verslapt. Dat acteurs tegen het einde steeds vaker steunen op scripts maakt de voorstelling ook niet scherper. Wat overblijft is een musical die een interessant uitgangspunt heeft, maar de negentig minuten speelduur niet spannend kan houden.

Veel scherper is Viejajero del Amor van Ariah Lester. In vijfenveertig minuten neemt performer Lester Arias zijn publiek mee op een muzikale reis. Net als The gate (2019), zijn vorige voorstelling tijdens de Operadagen, werpt hij zich op als een icoon: een spiegel waarin we onszelf terug kunnen zien. Maar ook een sjamaan die tussen twee werelden staat: die van de theaterzaal en de illusies die het zo goed kan opwekken, en die van de buitenwereld waar het op reflecteert.

In die eerste wereld blijven we een tijdje. De contouren van een reis worden geschetst door projecties van een natuurlandschap en later een grote stad. Arias begint als een veelkleurige engel, maar pelt al dansend en zingend lagen van zijn kostuum af, waardoor er een meer aardse man met een wit kostuum overblijft.

De voorstelling wordt wrang als er beelden van migranten verschijnen. Tegenover de illusie van de theaterzaal staat nu de barre werkelijkheid buiten de zaal, met Arias als tussenpersoon, die zich zowel spiegelt met het publiek als met de personen op het scherm die net als hij ooit naar een vreemd land zijn gereisd. Als wij ons met hem identificeren, doen we dat ook met hen.

Maar wat voor zin heeft theater als het alleen kan spiegelen en niet kan aanzetten tot handelen? Dat is de vraag die Arias met Viejajero del Amor opwekt. ‘Wat doe je vanavond, of volgende week?’ vraagt hij en ik weet dat mijn antwoord daarop weinig activistisch is. Wat te doen met politiek theater, als de politiek niet verder reist dan de uitgang of de volgende voorstelling in een festival? Het illustreert de dubbelheid die Arias kenmerkt als performer. Enerzijds is hij Ariah Lester, uitbundig theatraal icoon en anderzijds Lester Arias, die bevraagt of theater meer kan zijn dan een illusie.

Foto Slopera: Frank Hanswijk