Na afloop van de voorstelling van Opera Melancholica in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag kwam in de foyer onverwachts een meisje op mij af stappen. Zij gaf me een kaartje met daarop een foto van een jongen die zittend op de grond een enorme zeepbel blaast. Achterop het kaartje had zij met ontroerend grote en heldere blokletters geschreven: ‘Ik hoop dat je écht jezelf kan zijn. Veïa – Chr. Gymnasium Sorghvliet’ 

Dat is kenmerkend voor OPERA2DAY. Ze maken niet alleen mooie muziek bij een interessant verhaal, maar hun afdeling Educatie & Participatie betrekt er in elke stad waar ze spelen een hoop amateurs bij. Dat kan een heel fanfareorkest zijn, hier zijn het middelbare scholieren die verpleegkundigen en coassistenten spelen en teksten hebben geschreven over het onderwerp ‘melancholie’. Die worden voorgelezen in een uitgebreid voorprogramma met kamermuziek van Philip Glass en acteur René M. Broeders die in de rol van een laconieke geneesheer-directeur het publiek aan het praten krijgt over hun depressies, psychosen, maar ook mooie herinneringen en troostrijke gebeurtenissen.

Op deze manier wordt het gebeuren veel dichter bij ons gebracht. Dat is niet zo voor de hand liggend. Opera Melancholica is gebaseerd op een ‘gotisch’ verhaal van de 19e-eeuwse Amerikaanse schrijver Edgar Allan Poe, De val van het Huis Usher. Daarin bezoekt een man een griezelig, door donker water omgeven, oud kasteel, omdat Roderick Usher, een oude studievriend van hem die daar woont, hem te hulp heeft geroepen.

Er gebeuren nog veel griezeliger dingen die te maken hebben met de dood van zijn al dan niet imaginaire zuster Madeline, voordat het hele huis Usher ineen stort. In 1988 heeft de Amerikaanse minimal music componist Philip Glass daar een korte opera van gemaakt, voor een uit twaalf personen bestaand muziekensemble met muziek die hier onder dirigent Carlo Boccadoro nu eens beeldschoon klinkt en dan weer enigszins kan gaan vervelen.

Artistiek leider van OPERA2DAY Serge van Veggel vond het verhaal blijkbaar te beperkt en haalde er de ideeën van Freud en de Oosterse filosofie bij, zodat de personages voor méér komen te staan, namelijk voor abstracte begrippen. Roderick is nu symbool voor het denken; Madeline, zijn zuster, voor het gevoel; William, de vriend die op bezoek komt, staat voor het bewustzijn. Het idee is dat door het maniakale denken het gevoel kan worden verdrongen en dat het bewustzijn dan de zaken weer in balans zou kunnen brengen.

De toeschouwers kunnen de worstelingen van de personages met zichzelf en met elkaar ook heel goed op zichzelf betrekken en zich afvragen waar ze zelf staan in die driehoek van denken, voelen en bewustzijn. Dan onderga je de voorstelling niet meer alleen als een somber, maar buitengewoon mooi spel in en om een grote, zwarte waterplas, met in het midden een gigantische, doorzichtige schedel (scenografie Herbert Janse). Daarin zetelt het brein van Roderick, die door tenor Santiago Burgi bezeten gestalte krijgt. William wordt door bariton Drew Santini aanvankelijk met verbazing neergezet, maar gaat later steeds meer mee in de wanen van zijn vriend. Danseres Ellen Landa is een mooie, kwijnende, bijna etherische Madeline (choreografie Ed Wubbe van Scapino). De partij van Madeline wordt achter de schermen fraai gezongen door sopraan Lucie Chartin.

Wat je op het toneel ziet, kan – als je daar voor open staat – heel goed leiden tot een confrontatie met jezelf en je eigen strijd om gevoel en denken in evenwicht te brengen. Aan het einde klapt de glazen schedel open en zien we dat daar een klein, onschuldig jongetje in zit, die verbaasd naar zijn zeepbellen kijkt. Alsof hij nog écht zichzelf kan zijn, om het in de woorden van middelbare scholier Veïa te zeggen.

Foto: Marco Borggreve