Elke middag om tien over half vijf vliegt er een zwerm spreeuwen voorbij haar raam. Duizenden vogels die precies even hard vliegen – ongeveer zesendertig kilometer per uur – en zich op die manier als een grote wolk door de lucht voortbewegen. Dat doen ze omdat ze samen veiliger zijn dan alleen. Ze botsen niet, omdat ze niet willen botsen.

Daarover, over samen willen zijn, niet willen botsen en veiligheid vinden bij anderen, gaat Op de koffie, de zeer intieme (coronabestendige) huiskamervoorstelling van Het Nieuw Utrechts Toneel. Het gaat over die ene buurtbewoner die je nooit spreekt, die het niet lukt om deel te nemen aan de maatschappij, die de blik op de grond gericht houdt en bij voorbaat angstig wordt van sociale ontmoetingen. Die dan tóch, in weerwil van zichzelf, bij haar buren op de koffie gaat: een ronduit moedige daad, die uitmondt in een breekbare en integere ontmoeting.

Ter voorbereiding van Op de koffie (dat gemaakt werd in het kader van Living Apart Together, een onderzoek van stadslab RAUM over eenzaamheid) voerde regisseur Mariëlla van Apeldoorn gesprekken met bewoners van Lister, een organisatie die mensen begeleidt wier leven is ontwricht door psychische kwetsbaarheid. Eva Toorop maakte een monoloog die voortdurend schakelt tussen banale anekdotes en treffende metaforen die uit het leven van het personage gegrepen zijn. Daaruit ontvouwt zich een personage dat maar moeilijk samenvalt met de maatschappij, iemand die als er drie keuzemogelijkheden zijn, meestal naar een vierde optie neigt. Voor haar theorie-rijexamen krijgt ze casussen waarbij ze steeds moet kiezen tussen afremmen, gas loslaten of niets doen. Maar zij zou uitstappen, plankgas geven, omkeren of simpelweg de waarschuwingslichten aanzetten.

Zonder daar al te concreet op in te gaan, resoneert de coronarealiteit en de daaraan inherente toenemende gevoelens van eenzaamheid in onze samenleving, in de voorstelling door. Grote spil daarbij is het aardse spel van Katelijne Beukema, die wars is van ijdelheid en zich daardoor vaak onverwacht van een zeer kwetsbare kant laat zien. De zelfkwalificaties die dit personage zich terloops laat ontvallen, zijn per saldo vaak intens treurig, maar blijven daardoor ver van melodrama. Door de intieme keukentafelsetting krijgen kleine handelingen grote betekenis: getik met de handen op de tafel, ogen die onwillekeurig heen en weer schieten, de ramen zoeken. Een zenuwachtige lach, die toch ontwapenend werkt omdat je hem eigenlijk herkent.

Door de setting en de directheid van de monoloog, word je als toeschouwer onderdeel van de voorstelling en met jezelf geconfronteerd. Het personage, dat zo gestoeld is op haar routines – die dagelijks hetzelfde eet zodat ze in de supermarkt nooit van haar route hoeft af te wijken – brengt zichzelf uit evenwicht door bij onbekende buren op de koffie te gaan. Maar per saldo brengt ze daarmee vooral ook die onbekende buren uit evenwicht.

Niet het personage, maar de toeschouwer maakt in Op de koffie uiteindelijk de belangrijkste ontwikkeling door: van ongemak en afstandelijkheid, naar compassie en zelfreflectie. Welke rol kun je spelen in iemands leven en hoe gemakkelijk is het om je af te sluiten voor die onbekende ander? Nou, eigenlijk net zo gemakkelijk als om er voor die ander te zijn. Veel is er niet voor nodig: met de intentie om ongeveer even hard te vliegen en niet te willen botsen, kom je al een heel eind.

Foto: Het Nieuw Utrechts Toneel