‘Mannelijke soldaten verschuilen zich achter hun geschiedenis, vrouwen achter hun gevoelens’: met deze prachtige observatie opent mimespeelster Karina Holla de voorstelling Oorlogsvrouwen, naar de roman De oorlog heeft geen vrouwengezicht van de Wit-Russische schrijfster en Nobelprijswinnaar Svetlana Alexijevitsj. Na deze openingszin dwalen Holla’s handen naar haar hartstreek, waar gevoelens huizen.

Wat een geweldige keuze, Karina Holla en deze roman. Schrijfster Alexijevitsj is vooral ook onderzoeksjournalist, en dat blijkt uit roman en voorstelling. Ze interviewde 300 Russische vrouwen over hun inzet, hun vaderlandsliefde, hun communistische overtuiging tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen nazi-Duitsland vanaf 1941 Rusland aanviel. De vrouwen en vaak meisjes streden met net zoveel kracht aan het front als de mannen, sterker nog: een oorlog gestreden door vrouwen is heftiger en heviger, want vrouwen geven leven en doden dat minder makkelijk.

Holla werd in 2015 bekroond met de Theo d’Or voor haar rol in Romp, over een oudere vrouw gekluisterd aan haar bed. Ze is van oorsprong mimespeler maar in Oorlogsvrouwen heeft ze tekst, veel tekst, mooi en ingewikkelde en poëtische tekst, en in de expressie daarvan is ze even weergaloos als in haar fysieke spel. Ze staat in een witte ruimte, aan drie zijden gesloten, met donkere krassen erin als inktspatten, naar een ontwerp van Theun Mosk. We horen de geluiden van een trein, indringend, een ritmisch denderen dat associaties oproept met deportatie, aan eindeloze vlakten.

Holla draagt een wit jak, een zwarte broek. Haar expressieve ogen schieten heen en weer, alsof zij als oorlogsvrouw onophoudelijk op haar hoede is, of sterker: moet zijn. Ze verhaalt over het bataljon vrouwen die in te grote mannenlaarzen door de hitte sjokken, die bloedsporen in het zand achterlaten ‘vanwege de maandelijkse toestand’. Schitterend is de scène waarin het bataljon soldaten – mannen en vrouwen – aan de rivieroever door de Duitsers wordt aangevallen. De soldatenmannen verbergen zich, de vrouwen springen in het frisse water: reinheid gaat boven angst. In de vertaling van Jan Robert Braat krijgt elke zin grote betekenis en contour.

Regisseur Mette Bouhuijs monteert veel dynamische elementen in de uitvoering. Ze introduceert twee zangers die ook medespelers zijn: ze verbeelden jonge soldaten die vechten om een uniform, ze zijn de Gestapo, de keiharde ondervragers, de vijand, de mannen die zichzelf als helden beschouwen en met nauwelijks verholen spot neerkijken op de vrouwen.  Ze plaatsen driehoekige tankversperringen die ook als steunen zijn voor de mitrailleurs. Dat superieure gedrag van de mannen vormt de diepere thematiek van Oorlogsvrouwen, en blijft aanwezig tot in de laatste scène, als Holla geknield haar overtuiging soldaat te zijn uitdraagt én verdedigt. Voor haar is er maar één uitweg, benadrukt ze, ‘de mens liefhebben. Hem met liefde te begrijpen.’ Vrouwen in de oorlog tegen Hitler-Duitsland zijn toonbeelden van kracht; ze zijn evengoed piloot als mecanicien, ze hanteren het geweer als geen ander, ze zijn scherpschutter en sluiten zich aan bij de partizanen; ze werden gedood en schrikwekkend ondervraagd.

Het muzikale aandeel in deze voorstelling is groot. Meteen al in de eerste minuten klinken fragmenten uit de strijkkwartetten van Sjostakovitsj, onder meer het indringende, bezielende achtste kwartet. Op de heftige ritmiek ervan danst en beweegt Holla, alsof ze door geschutsvuur loopt. Aangrijpend is de scène waarin een van de vrouwen een pasgeboren kind verdrinkt in het rivierwater, want als het hongerige kind gaat huilen dan verraadt de baby het vrouwenbataljon. Met enkele minimale bewegingen wiegt Holla het bundeltje kind, wiegt het tot je ziet dat het onder water wordt gehouden. Daarna volgen gelijkgestemde composities van de Zweedse componist Rikard Borggård, net als de voorstelling een combinatie van melancholie en verzet.

Maar naast dit alles is het vooral Holla die in deze voorstelling glorieert. Je blijft naar haar kijken hoe ze haar handen beweegt, soms hoekige passen maakt die zowel schrik als standvastigheid uitdrukken, hoe ze verhaalt over een verhoor en met kleine bewegingen van haar hoofd mimeert of ze geslagen wordt. In haar grandioze spel komen kwetsbaarheid en onverzettelijkheid schitterend samen.

Foto: Bart Grietens