Alle basiskwesties van de Tweede Wereldoorlog in Nederland komen wel ongeveer voorbij in Oorlogsgeheimen: NSB’ers en verzetsmensen, luchtalarm, een schuilkelder, een ondergedoken joodse, een verstopte piloot, een clandestien varken, deportatie, een foute burgemeester en zijn zoon die zich bij de Waffen-SS aansluit, probeert te deserteren, kampbewaker wordt en terug naar huis vlucht. Het verhaal moet verteld worden, steeds weer. Maar als je dat doet met twee mensen in een uur, dan moet er hard worden doorgewerkt.

Het is 1943. Ineens heeft Tuur een nieuw buurmeisje. Maartje komt uit IJmuiden en logeert bij haar oom en tante in Zuid-Limburg. Als ze verkering krijgen en elkaar dus al hun geheimen moeten vertellen, laat ze hem een geheim kamertje zien op de hooizolder. In de stal woont ook het clandestiene varken Bella, het knorrende appeltje voor de dorst. Maar het grootste geheim zit in een doos onder het bed: een gele ster. Maartje Holtermans heet eigenlijk Tamar Cohen. En ze komt uit Amsterdam.

Tuur Ramakers heeft ook een geheim: zijn ouders hebben op zolder een Engelse piloot verborgen. Die zijn goed, en hun zoon ook: die duikt onder in de mergelgrotten om niet tewerkgesteld te worden in Duitsland.

De familie Nijkens staat diametraal aan de andere kant. Pa is NSB-burgemeester en zoon Lambert vecht met de Waffen-SS aan het Oostfront, maar als hij beseft waaraan hij meewerkt, wil hij weg. Als hij zich om dat te bereiken in zijn been schiet, wordt hij aangesteld als kampbewaker in Polen. Daarvandaan vlucht hij terug naar het mergelland. Door hem komt Tuur te weten wat Maartje te wachten staat. Zij is verraden en afgevoerd door Duitse soldaten en Nederlandse politie.

De voorstelling Oorlogsgeheimen is een nieuwe versie van de gelijknamige productie uit 2013. Maarten Ebbers deed daarin ook mee, Maria Noë niet. De claim in de publiciteitsuitingen rondom deze voorstelling ‘”Het lijdt geen twijfel dat Oorlogsgeheimen tot de beste jeugdvoorstellingen van dit seizoen behoort” (Theaterkrant 2012)’ heb ik niet terug kunnen vinden; er is wel een recensie uit 2013.

De voorstelling doet haar best om in een uur het hele boek van Jacques Vriens door te werken en zo weinig mogelijk over te slaan. Tom Sijtsma maakte de bewerking. Omdat het stuk ook nog ‘de musical’ heet, moet er gezongen worden.

Oorlogsgeheimen begint met een piekerende meester Ramakers achter zijn bureau en een dansende Maartje. We horen ‘In the mood’, dus het land is bevrijd. Al een tijdje, zo blijkt. Tuur peinst over hoe het met Maartje is afgelopen: nadat ze is weggevoerd heeft hij nooit meer van haar gehoord. In zijn kamer verschijnt ze voor hem.

Vanuit die situatie spelen Ebbers en Noë een flashback met veel rollen: ouders, ooms, tantes, kinderen, goeden, fouten, noem maar op. Ebbers, ook bekend als gitarist en cabaretier, speelt de jonge Tuur nogal eenduidig, met een hoog bibberig stemmetje. Noë komt veel vrijer, frisser en relaxter over. Allebei zingen ze goed, maar drie korte liedjes maken nog geen musical.

Door al die rollen heeft Oorlogsgeheimen in de regie van Pepijn Cladder een nogal nerveus tempo en maakt het stuk een overladen en onderbezette indruk. Er wordt zo vaak van perspectief, rol en tijd gewisseld dat de scènes noodgedwongen kort zijn en het niet lukt om toe te komen aan een lopend verhaal. Toch, nogmaals, deze verhalen moeten verteld blijven worden. Oorlogsgeheimen kan het best goed doen als theatrale verbeelding van de geschiedenisles.

Foto: Geert Gratema