Choreograaf Giulio D’Anna verzamelde de persoonlijke verhalen van zijn dansers en overgoot ze met zoete liedjes en veel rood licht. Zij nieuwste voorstelling gaat over over gebroken relaties en beschadigde intimiteit. Een groep van acht twintigers rekent af met het verleden; OOOOOOOO is een ontwapenende therapeutische danssessie met een vleugje flower power.

Met een zoete gitaarsound en een prikkelende openingstekst vangt OOOOOOOO aan. ‘We all dream of being naked’ wordt in letters op de achterwand geprojecteerd. Een meisje komt op, in BH en onderbroek en nestelt zich naast de piano, anderen volgen. Geprojecteerde tekst informeert het publiek over een groep mensen, slechts drie van hen kunnen zingen, vijf zijn hetero, de meesten hebben een relatie, maar niet iedereen is ook verliefd.  Ondertussen neuriën de beste zangers een lied.

Dan komen de overige groepsleden op, allen in ondergoed. Kwetsbaar zijn ze in deze schamele kleding, maar evengoed ook sexy. OOOOOOOO, niet voor niets met acht O’s, kent een aandoenlijk begin. Terwijl de geprojecteerde tekst meer gegevens verschaft over de groep, zien we op wie de informatie van toepassing is doordat de dansers een pas naar voor of achter schuiven. Kleine commentaren, een korte blik of een lange pauze, worden ingebouwd.

De beste zangeres van het gezelschap zingt een lied, terwijl ze over de lichamen loopt van de dansers. Bij elkaar in de schoot, in kussende of omhelzende houding; als één lichaam beweegt de groep door de ruimte. Het zijn mooie beelden die D’Anna en zijn dansers op dit soort momenten creëren. Ze worden afgewisseld met korte monologen waarin ook ruimte is voor persoonlijke verhalen van de dansers. Bijvoorbeeld van de Oekraïense Anastasiia Liubchenko, die vertelt over haar flink drinkende stiefvader met zijn beenprothese en haar echte vader, die ze nog nooit heeft ontmoet.

Het stuk kent zo’n solomoment voor iedereen, overigens niet allemaal zo anekdotisch. Die hoeveelheid scènes is het probleem van OOOOOOOO. Niet al het materiaal is even interessant en in het tweede deel verzwakt de voorstelling dan ook. De theatrale flower-powersfeer ebt weg en maakt plaats voor een studentikoos soort kneuterigheid. Natuurlijk moeten alle dansers aan bod komen, maar D’Anna mag nog wel wat strenger monteren. Wellicht komt de kwetsbare solo van de laatste danseres, die openingszin en einde slim met elkaar verbindt, dan ook echt aan.

Foto: Cincia Camela