‘Als je je klote(n) voelt, heb je een gat in je zak’, aldus een Amsterdamse groenteboer tegen Joep Onderdelinden. Dat zijn het soort praktische tips waar Onderdelinden iets aan heeft. In zijn show Ooit zoekt hij tussen de regels door naar de essentie van geluk.

Joep Onderdelinden heeft naar eigen zeggen een wezenlijke verandering doorgemaakt sinds zijn vorige programma. Nu hij vijftigplusser is, begint ooit steeds dichter te komen bij nooit. Is het geen tijd om alles compleet anders te doen? Moet hij niet een serieuzer programma maken, in een mooi pak gedichtenbundels voorlezen, wereldleed bespreken? Hij probeert het wel, maar het wil niet lukken. De tijd vliegt, hij heeft het liever, net als Toon Hermans, over de dingen die altijd actueel blijven. WC-papier bijvoorbeeld, de stilte-coupé, maar ook klimaatverandering en het belangrijkste: geluk, en de kleine dingen waar dat in zit.

De voorstelling zit al in zijn laatste maand, maar voelt nog aan als een try-out. Onderdelinden zit wat onhandig in zijn tekst. Hij heeft overigens deze avond ook last van griep, en staat in eerste instantie wat stijfjes op het podium. De eerste drie kwartier voelt bijeengeraapt, met geforceerde sprongetjes en houterige bruggetjes, zoals het doornemen van een krant van vorig jaar (zonder erin te bladeren). Een zinnetje over hoe de kabouters al bijna in de schimmel op zijn stinkvoeten zijn getrokken, vergeet hij bijna. De tirade die volgt, met de afsluiting ‘hoe kwam ik nier nou op?’, is zodoende compleet ongeloofwaardig.

Onderdelinden heeft een weelderige fantasie en dat levert uitzonderlijk origineel materiaal op. Vreemdgaan is goed voor de inspiratie, staat in de krant. Aanleiding voor een goed uitgewerkt idee dat Onderdelinden dus móét vreemdgaan. Voor zijn werk. De gesprekken die dat thuis oplevert, de vreemde dates met ziekenhuisfetisjisten waar hij met tegenzin naartoe gaat; het is allemaal beeldend beschreven, hilarisch en absurd. Dat wordt afgewisseld met mooie liedjes over kleine geluksmomentjes, die je deelt met je geliefde, in oorlogstijd, en daarbuiten.

Ondanks de enorme beweeglijkheid van zijn verhalen, blijft het geheel vrij statisch. Hij speelt zijn hele voorstelling op een straal van twee meter rond de middenstip, aangegeven met een opvallend spierwit streepje tape op de zwarte vloer. Pas helemaal op het eind verplaatst hij zich, gaat hij zitten aan zijn tafeltje, met zijn krant. Daarvoor blijft het lange tijd erg statisch, waardoor de verschillende onderwerpen en stijlen enigszins verwarrend door elkaar heen lopen.

Hij heeft het beslist in huis om met minimale middelen een nieuwe wereld te scheppen, als hij er maar de tijd voor neemt. Een nachtelijke angstdroom over de stijgende zeespiegel is het hoogtepunt van de voorstelling. Een filmische geluidsband begeleidt zijn verhaal, dat steeds uitbundiger wordt en uitgebreid beschrijft hoe de boottocht vanuit Amsterdam zal zijn wanneer een tweede watersnoodramp zich zal voltrekken. Duitsland zal vol zitten, de Nederlandse vluchtelingen zullen nergens heen kunnen. Met het houvast van de geluidsband op de achtergrond, loopt de tekst vloeiend en scherp, en is van griepverschijnselen geen enkele sprake.

Het laatste half uur is hij eindelijk op dreef. Dan gaat hij helemaal los met kleine ergernissen, om tot de conclusie te komen dat hij geen nieuwe dingen meer probeert waar hij ongelukkig van wordt, zoals naar Santiago de Compostella lopen. Hij is vijftig geworden om eindelijk zichzélf te blijven. Dan maar nooit. Dromen van ooit, is dat niet haast leuker dan die dromen daadwerkelijk uit te laten komen? Als je zo fantastisch droomt als Onderdelinden, zit daar absoluut wat in.

Foto: Katinka Krijgsman