‘Wij zijn allang geen vrienden meer’, concluderen ze halverwege. In Vader en moedertje zoeken drie mensen uit hoe ze met elkaar om moeten gaan nu er een kind is, waardoor de verhoudingen radicaal zijn veranderd. (meer…)
Ons vader, de titel is in de Brabantse streektaal. Voor wie onder de rivieren woont, is het een vertrouwd begrip. In deze intieme, persoonlijke voorstelling van het Paleis voor Volksvlijt vormen vertrouwen en herkenning dé hoeksteen.
Het stuk speelt in een kapsalon, de plek waar klanten en kapper lief en leed delen. Het publiek zit als het ware te wachten op een knipbeurt en ‘vaders’ zijn het onderwerp van gesprek. Dat schept een band tussen toeschouwers en de acteurs. Iedereen heeft een vader en iedereen heeft persoonlijke herinneringen.
De première van Ons vader is in de studio van de Verkadefabriek in Den Bosch, een klein zaaltje en uitermate geschikt om een persoonlijks sfeer te bouwen. Het publiek zit op de tribune, maar ook aan weerszijden van het speelvlak, dicht bij de acteurs. Op de vloer staan twee rode kappersstoelen, een barbierpaal met zo’n rood-wit-blauwe spiraal, een rek met shampoos en het onvermijdelijke koffiezetapparaat. Aan de wand hangen langwerpige spiegels.
Als het publiek de zaal binnenkomt, treft het op de stoelen een tijdschrift aan over mode en design. Dat voelt als bij de kapper. Acteur Gürkan Küçüksentürk vraagt mannen die binnenkomen of ze geknipt willen worden en dat gaat tijdens deze voorstelling daadwerkelijk gebeuren. De kapsels, voor zover er door de gevorderde leeftijd nog haar is, worden gekortwiekt door Huib Burmanje. Hij is kapper in Den Bosch en een vertrouwd gezicht in die stad.
Dat vertrouwde is de kracht van de voorstelling. De acteurs, naast Gürkan Küçüksentürk ook Huub Smit, vragen het publiek naar ervaringen met hun vaders en delen hun eigen herinneringen, als zoon én als vader. Het zijn herkenbare verhalen. Ook vragen ze naar eigenschappen van vaders: stoer, afwezig, stil, dominant.
Dan blijkt tijdens de première bovendien dat de zoon van Küçüksentürk op de eerste rij zit en de moeder van de zoons van Smit daar enkele rijen achter. Hun aanwezigheid maakt het stuk nog persoonlijker, want natuurlijk ontstaan er spontane familiaire gesprekken.
De voorstelling bestaat uit meerdere lagen. De acteurs spelen zichzelf, daarnaast stappen ze af en toe in de huid van hun vaders (die weer over hun zoons praten) én ze spelen de broers Robert en Joey, zonen van een kapper.
Joey (Huub Smit) is een wereldreiziger, eigenlijk is hij op de vlucht voor zijn verleden, maar plots staat hij bij zijn broer voor de neus. Robert heeft de kapperssalon van hun vader overgenomen en er een exclusieve barbierzaak van gemaakt. De twee broers staan lijnrecht tegenover elkaar, begrijpen elkaar niet en denken verschillend over de zaak en over hun vader.
Tussen de dialogen door wordt af en toe een nieuwe klant van de tribune gehaald om te worden geknipt door Huib Burmanje die in dit stuk Gino heet. Hij is voortdurend aan het kammen en knippen en maant de broers meermaals om het rustiger aan te doen.
De vader van Robert en Joey zit in een zorgcentrum, het gaat hem niet goed. Joey heeft geen zin om op bezoek te gaan, al dringt zijn broer daaropaan. Een onverwacht telefoontje heeft grote invloed op de sfeer en de verhoudingen. Een verpleegkundige meldt dat vader is gevallen.
Het is een dunne verhaallijn met een bijzonder leuke vondst aan het eind. Maar op de vloer gebeurt meer. De personages en perspectieven wisselen snel. Dat maakt het stuk boeiend. Zo vertelt Gürkan Küçüksentürk hoe zijn vader hem vol vuur en passie aanmoedigde langs de lijn van het voetbalveld en hoe teleurgesteld hij was toen zijn zoon zijn professionele loopbaan als voetballer moest beëindigen na een blessure.
Later in de voorstelling speelt de zoon zijn eigen vader en klinkt trots en liefde door. Gürkan Küçüksentürk en Huub Smit brengen ook scènes waarin hun vaders elkaar ontmoeten en over hun zonen praten. Praten, veel met elkaar praten, dat is een boodschap die pa Küçüksentürk wil meegeven. De verhalen klinken waarachtig. De tekst is van Don Duyns, geschreven met inbreng van de acteurs.
De wisseling van rollen gebeurt in een oogwenk en verwarrend is dat nooit. Een Turks accent, een ander jasje, een oude foto van vader en zoon in de hand, maken onmiddellijk duidelijk wie op dat moment het woord voert. Het thema vader zou zwaar kunnen zijn, het gaat over afscheid nemen en teleurstelling, maar echt zwaar wordt het nooit. Het stuk wordt met humor gespeeld en de acteurs zetten de personages overtuigend neer.
In de kapsalon staat ook een contrabas en op de kapperszuil prijkt een discobal. Af en toe maken de acteurs muziek, Huub Smit op de bas, Gürkan Küçüksentürk imiteert met zijn mond het geluid van een trompet. Als intermezzo kan dat goed, maar aan het slot is een langer lied met een tekst over vaders en afscheid nemen. Hoe passend die tekst ook is, die song doet de dynamiek in de voorstelling geen goed. Ineens tuurt Huub Smits geconcentreerd naar een muziekstandaard met bladmuziek. Dat staat haaks op de speelsheid van de voorstelling. Ogenschijnlijk voelt muziek maken op het podium voor de acteurs nog onvoldoende vertrouwd.
Ons vader is de laatste regie van Vincent van den Elshout als artistiek leider van het Paleis voor Volksvlijt. Regisseur Talla Dirkzwager en schrijver/dramaturg Saskia de Haas, beiden betrokken bij deze voorstelling, nemen het stokje van hem over.
Foto: Govert de Roos