Ronald Snijders zet mensen graag op het verkeerde been, liefst in een zo vroeg mogelijk stadium. De titel van zijn tweede theaterprogramma One man show is geen onemanshow zoals Toon Hermans die ooit in het theater introduceerde, net zo min als Een normaal boek, dat hij samen met Fedor van Eldijk schreef, een normaal boek was. Vervreemden, woorden van een nieuwe betekenis voorzien en dan bij voorkeur een absurdistische, dat is zijn handelsmerk dat hij in radio- en tv-programma’s, boeken en voorstellingen op steeds nieuwe manieren uitdraagt.

In One man show presenteert Snijders (1975) een showbizz-programma zoals dat in de jaren tachtig op televisie te zien was met orkest, showballet en kandidaten die het in spelletjes tegen elkaar opnemen. Snijders speelt ze allemaal zelf: de kandidaten, de dansers, de muzikanten en niet te vergeten de gladjakkerige showmaster, in zijn hand een denkbeeldige microfoon geklemd. Als hij in glittergilet met een onstuimige energie het podium bestormt is hij met zijn plukkerige haar en priemende blik net Gene Wilder in z’n jonge jaren.

In de show die zich vervolgens voltrekt is de hand van regisseur Niels van der Laan zichtbaar, tevens cabaretier, die eerder met Jeroen Woe de radio koos als theatrale vorm voor een programma. Zowel radio als tv-show bieden een handig frame om sketches in te presenteren.

Snijders jaagt de nonsensonderdelen van zijn show er in hoog tempo doorheen: de pincodeloterij, de Freudiaanse versprekingquiz, de brievenrubriek, waarin een brief van de deurwaarder passeert. Hier wordt iets zichtbaar van wat de tweede laag van de voorstelling zal blijken te zijn: want waar bevindt de glamoureuze showmaster zich eigenlijk? Het antwoord op die vraag schuift Snijders mooi lang voor zich uit en geeft uiteindelijk een nieuwe betekenis aan het woord onemanshow. Die extra laag geeft ook diepgang aan de show, die hilarische momenten kent maar in z’n gejaagdheid ook iets vlaks heeft.

Het best is Snijders in vorm als zijn ongebreidelde absurdisme begint te schuren of als hij losgaat met zijn krankzinnige neologismen, die sinds kort ook in de Volkskrant staan. Een benefietkeeper: een keeper die voor het goede doel staat. Op zulke momenten raakt Snijders’ woordspielerei aan die van grootheden als Wim T. Schippers of Van Kooten en De Bie.

Foto: Jaap Reedijk