Een vijftal jaren hebben we niets van Esther de Koning gehoord. Zij was dé verteltheatermaakster die met haar cabareteske vertellingen kinderen en ouderen aan haar lippen liet hangen. Met heel veel woorden wist ze een fantasiewereldje op te bouwen, en dat was puur genieten. En ineens hoorden we niets meer van haar. Nu komt ze terug. Weliswaar nog wat aarzelend en schoorvoetend, maar het belooft voor de toekomst.

Het Festival jong! van het Theater aan het Vrijthof in Maastricht kreeg Esther de Koning zo ver om nog eens een productie te maken. Jaren was ze niet op een podium te zien. Niet solo, niet met anderen. Wel werkte ze o.a. als interimdirecteur en coach voor jong talent bij Via Zuid.

Haar soloproducties zoals Van Binnen moet je Wezen, Goed vallen en Oervrienden waren doldwaze maffe spraakwatervallen die nog dagen konden nazinderen. We selecteerden haar in 2006 voor het Theaterfestival Vlaanderen: ‘Door de haast onnavolgbare associatieve sprongetjes in de verhaallijnen, door de fantasierijke enscenering en door de boeiend gelaagde vertolking van Esther de Koning (die ook zelf de tekst schreef) overstijgt deze productie (Van Binnen moet je Wezen) het anekdotische van het ik-verhaal.’ stond er in het juryverslag. Ook haar volgende producties waren energiek verteltheater.

Esther de Koning was een fris fonkelende ster aan het kindertheaterfirmament. En ineens was ze er niet meer. Ze had even genoeg van de reeksen voorstellingen. Familievoorstellingen speelde ze graag, maar al die schoolvoorstellingen werden haar toch te veel. Zeven jaar solo’s spelen en vaak twee op één dag, dat eiste zijn tol. Mede door de bezuinigingen in de sector voelde ze zich gedwongen om over een andere richting na te denken. Ze stortte zich in het schrijven, er komt een kinderboek aan, en ze wil vooral theater creëren. Het maakproces van een productie vindt ze het leukste. Van alles uitdenken, proberen, creëren. Dat dan een korte tijd spelen en dan weer verder iets nieuws ontwikkelen.

De start van haar nieuw ingeslagen traject is Ondersteboven. Het is zoals te verwachten was, een vertelling die rare kronkels in zich heeft en sappig gebracht wordt. Esther is gekleed in een rode trainingsbroek en met een blauw vestje. Opvallend zijn haar blonde uitstekende staarten. Ze heet Ping, genoemd naar het geluid van de magnetron. Negen maanden wachten, en ping, ze was er. Ze staat aan een grote ballenautomaat die gemaakt moet worden. Want zij is “een buitengewone klusser”. Enthousiast somt ze allerlei weetjes uit het klusvak op. Op een moment laat ze vallen dat haar vader verdwenen is. Ze heeft het over haar moeder, de agenten Pim en Kees en hoe ze mee recherchewerk verricht in een gymzaal met kapot dak en veel kapotte turntoestellen. En wat is er met gymjuf Debbie gebeurd? Zonder veel attributen en met af en toe spannende geluiden weet Esther de Koning een fantasie-universum te scheppen dat zich steeds uitbreidt. Er vliegen zelfs piepkleine aliens rond. Ze gaat van het ene voorval naar een ander personage. Grappig en lekker absurd. Af en toe stelt ze vragen aan het publiek om dan weer verder over haar maffe avonturen te vertellen.

Na vijf jaren ‘stilte’ is haar theater wat minder hectisch geworden, de woorden stromen wat langzamer, het verhaal loopt wat rechtlijniger. Gelukkig zijn er wel hilarische kronkels en dolle associaties, maar er zijn wat minder zijsprongetjes dan vroeger. Het is een stripachtig avonturenverhaal, de personages zijn nog wat oppervlakkig, ook Ping, de vertelster. Het is nog een zoeken, maar je voelt dat het goed zal komen, ook in diepgang. Ondersteboven eindigt met een cliffhanger. Esther de Koning wil namelijk een serie maken met korte op elkaar volgende voorstellingen rond Ping en de queeste naar haar vader. Ondersteboven is als het ware de pilootaflevering. Het is uitkijken naar het vervolg.

Foto: Johannes Timmermans