Het blijft een van de meest raadselachtige theaterteksten, Under Milk Wood (Onder het melkwoud, 1953) van de uit Wales afkomstige dichter Dylan Thomas (1914-1953). Raadselachtig, en weergaloos mooi van taal, van  klank, van poëzie. Sinds de eerste opvoering ervan in 1957 door de Nederlandse Comedie in de briljante vertaling van Hugo Claus kent het stuk in ons land een indrukwekkende opvoeringsgeschiedenis. De Nederlandse première destijds in de Amsterdamse Stadsschouwburg met een cast van zo’n vijftig uitvoerenden, geregisseerd door Han Bentz van den Berg, maakte zoveel indruk dat de recensent van NRC Handelsblad, Jac Heijer, schreef de zaal ‘in een wolk van ontroering’ verlaten te hebben.

Het was vooral de in barokke taal gedrenkte erotiek en duistere zinnelijkheid die groots waren. Iedereen droomt van vrijen en te ontsnappen aan onderdrukte seksualiteit in dat kleine, fictieve Welse vissersdorp Llareggub. Verliefdheidsgevoelens, daar gaat Onder het melkwoud over. Nu spelen in het kleine Theater Branoul in Den Haag – een parel onder de theaters – drie acteurs het stuk, dat oorspronkelijk als hoorspel is geschreven en in 1953 door de BBC werd uitgezonden.

Acteur Bob Schwarze is initiatiefnemer van Theater Branoul en ook van deze voorstelling, die hij samen speelt met Sijtze van der Meer en Roeland Drost. De acteurs staan vooraan op het kleine podium, gekleed in het zwart. Drost bespeelt een keur aan instrumenten, waaronder toetsen, die hij melancholiek laat klinken, ritselen, ruisen als de zee die slaat tegen de rotsen van de kust.

Het is een goed idee om de sfeer van het hoorspel, toch een van de leukste theatergenres, op te roepen met ‘ouderwetse’ middelen als een koffiemolen die gruizig klinkt alsof schelpen over het strand spoelen of met rinkelende muntstukken als het over geld gaat. Het elektronische geluidsdecor roept de zee op, en de nacht, want zo begint Onder het melkwoud: ‘Het is lente, nacht zonder maan in de kleine stad, zonder ster en bijbelzwart, de stille straten en het gekromde vrijers- en konijnenwoud hinken onzichtbaar naar de sleezwarte, trage, zwarte, kraaizwarte, sloepdobberende zee.’

En zo nemen de stemmen van de acteurs en de ritmische geladen poëzie van Thomas je mee het donker in, waar erotische fantasieën hoogtij vieren. Er zit dus geen actrice in deze uitvoering, dat kunnen we ten zeerste betreuren want in het oorspronkelijke libretto zijn er dragende rollen voor actrices. Het is vooral aan Roeland Drost, en in iets mindere mate aan de andere acteurs, de teksten voor de vrouwen met geaffecteerde imitaties op zich te nemen. Dat lukt wonderwel. Hun optreden betreft per slot een live-opvoering van een hoorspel, dus deze ingreep is gelegitimeerd.

Bob Schwarze, vroeger verbonden aan het Haagse gezelschap De Appel, nadien ook aan Het Nationale Theater, heeft van Theater Branoul een plek gemaakt waar plaats is voor mooie, waardevolle initiatieven. Een daarvan is deze versie van Onder het melkwoud.  Je kunt erover twisten of de bezetting wel ideaal is, want vrouwen hebben schitterende teksten in Thomas’ tekst en het gemis daarvan is toch wel groot. Maar anderzijds spelen de acteurs op inventieve wijze met de regels en de conventies van het hoorspel op het toneel. Bijzonder in dit stemmenspel is dat de spelers doen alsof ze in een hoorspelstudio staan: ze kijken elkaar aan, geven het tekstboek door, wisselen van plaats en bedienen hun hoorspelinstrumenten. Dat alleen al maakt van deze Onder het melkwoud een bijzondere ervaring. De poëzie is groots, en die blijft springlevend.