Onder de rook van de Hoogovens heeft in potentie een aantal mooie thema’s en is reuze actueel. De voorstelling wordt bovendien gespeeld in het hol van de leeuw, het Hoogovens Museum, op het terrein van Tata Steel. Helaas komt het drama geen moment tot leven.

‘Weet je wat?’, hebben de makers waarschijnlijk bedacht: we gieten de potentiële conflicten in een fijn familiedrama. Laten we eens kijken: vader werkt al zijn hele leven bij de Hoogovens, pardon, tegenwoordig Tata Steel, terwijl zoonlief heeft gestudeerd (tegenstelling hoog- en laagopgeleid, tegenstelling stad-platteland); hij is een oprechte natuurliefhebber maar hij houdt ook van het bedrijf waar hij 35 jaar heeft gewerkt (tegenstelling natuur-industrie); grootvader kwam als Koerdische Turk naar Nederland en heeft zich letterlijk dood gewerkt als afvlammer (‘een regelrecht inferno’), terwijl zijn zoon zich hard heeft gemaakt voor de belangen van de arbeiders binnen de vakbond (tegenstelling generaties arbeiders, tegenstelling strijder-slachtoffer), oma wil het alleen maar gezellig houden maar intussen heeft ze vergevorderde longkanker en oh natuurlijk, nog een snufje emancipatie: moeder krijgt een betere baan dan vader en dat kan hij er natuurlijk echt niet bij hebben.

Het zijn in theorie interessante ingrediënten, maar Onder de rook van de Hoogovens wil maar niet spannend worden. Het lijkt wel alsof schrijver Christine Otten, die in het theater vooral bekend is geworden door haar Gevangenis Monologen, ook hier is uitgegaan van gesprekken met bewoners en (ex-)werknemers, en al die informatie achter elkaar heeft geplakt in (vooral) veel monologen.

Dat begint al met Eddy (Leòn Ali Çifteci), de vader die langdurig de mooie natuur bezingt: de zee, de duinen, het strand. Prachtig natuurlijk, maar als je naast de Hoogovens woont en er werkt, moet je wel oogkleppen op hebben om niet de andere kant te zien, terwijl hij nog wel aan de ‘zwarte’ kant heeft gewerkt, bij Cokes 2. Hij legt dat in zijn (veel te) lange openingsmonoloog zelf uit: alles went, zegt hij, je raakt ermee verbonden, je gaat er op een rare manier toch van houden. En nu noemen ‘ze’ Tata Steel een crimineel bedrijf en dat ‘voelt ook als een aanval op hemzelf’. Door alles zo expliciet voor te kauwen, wordt de nieuwsgierigheid van de toeschouwer niet bepaald geprikkeld.

Onder die ‘ze’ bevindt zich ook zijn 25-jarige zoon, Ilias (Mingus Dagelet), die gestudeerd heeft in Amsterdam, waar hij zich als zoon van een Turkse vader overigens ook altijd een buitenstaander heeft gevoeld. Ilias heeft zich aangesloten bij de klimaatactivisten en vader en zoon staan dus lijnrecht tegenover elkaar. ‘We willen allemaal hetzelfde, we willen allemaal het beste voor onze kinderen’, sust Mireille (Sytske van der Ster), een vriendin van Ilias. Maar daar wordt Eddy dan weer boos over want de vader van Mireille had een vette baan als directeur van de Hoogovens, terwijl zijn vader zich letterlijk dood heeft gewerkt in het gevaarlijkste deel van de staalfabriek. Dus hoezo ‘willen we allemaal hetzelfde’?

En zo gaat het door: geen mogelijkheid om nog een tandje bij te zetten, wordt geschuwd. Tussen neus en lippen door krijgen we bijvoorbeeld nog te horen dat Ilias een zusje had, maar dat komt nergens meer terug en is dus volstrekt niet relevant voor het verhaal.

De personages worden een voor een geïntroduceerd, om beurten komen ze aanlopen. De ambiance is overigens geweldig: het is een gekke ervaring om het enorme complex nu eens van dichtbij te zien. Het Hoogovensmuseum, de naam zegt het al, biedt een keur aan voormalige machines en alles wat er bij staalproductie komt kijken, een walhalla voor techneuten. De voorstelling wordt gespeeld in een leeggemaakte hal waar twee tribunes tegenover elkaar staan opgesteld. De acteurs moeten zich daardoor telkens van de ene kant van de zaal naar de andere wenden, waardoor hun bewegingen worden beperkt en de toch al lange monologen nog logger overkomen.

Voor het geval we het nog niet hadden begrepen, gaat de moeizaam met een stok lopende oma (Christine van Stralen) nog eens even zitten, om in een werkelijk minutenlange hoestbui los te barsten. Ja hoor, longkanker met uitzaaiingen. Elke subtiliteit ontbreekt.

Vreemd genoeg mag diezelfde oma in een (veel te) lang fragment uitweiden over haar jonge jaren toen ze op haar achttiende tegen Eddy aanliep en al snel zwanger werd. Het kostte haar haar carrière, niet alleen haar simpele baantje maar ook haar zangcarrière in de dop. Waarop we pardoes belanden in een Jordaans café in de jaren zeventig waar oma langdurig mag uitpakken met een nostalgisch lied over de schoonheid van het Leidseplein en de Jorda-haan’. Het is ineens een heel ander stuk over heel andere problemen, al wordt er wel weer een boogje gemaakt naar haar schoondochter die ze aanmaant om toch vooral te kiezen voor haar eigen loopbaan, al vindt Eddy dat dan ook nog zo moeilijk.

De zoon heeft nog een activistisch lied, samen met Gaby Damude/DJ Lovesupreme, die vanaf de zijkant voor de muzikale begeleiding zorgt, een mix van DylansA Hard Rain’s Gonna Fall’, Greta Thunbergs Ons huis staat in brand en Naomi Kleins klimaatboek This Changes Everything. En ja, aan het eind lijkt er, na een heftige confrontatie, sprake van een verzoening tussen vader en zoon, maar die komt eigenlijk uit de lucht vallen.

Kortom: te veel dramatische lijnen (dit is nog lang niet alles), die geen van alle bevredigend worden uitgewerkt. Elke denkbare gemeenplaats wordt ingevuld, elke verrassing wordt vermeden, elke subtiliteit behendig omzeild. Het is drama van het type van dik hout zaagt men… staalplaten.

Foto: Jean van Lingen