Op het eerste gezicht is het een onmogelijke opgave om Jack Kerouacs On the Road, de bijbel van de beats, om te werken tot een toneelstuk. Niet voor niets liet een filmversie immers decennia op zich wachten. Maar Marcus Azzini en tekstbewerker Hannah van Wieringen lukt het.

Uiteraard is flink gesneden in de ruim 300 pagina’s tellende roman, maar de essentie blijft moeiteloos overeind. Ondanks de lengte van 140 minuten (zonder pauze) verveelt de voorstelling geen moment. Dat is te danken aan het enthousiaste spel van de jonge acteurs en de snelle, filmische montage. Bovendien plaatst deze voorstelling heel slim kritische kanttekeningen bij het boek en het wereldbeeld van Jack Kerouac en diens hoofdpersonages.

Onderweg waarnaartoe?

Als het publiek de zaal binnenkomt, ziet het de vier acteurs al rennend op loopbanden, minutenlang. Bebopjazz klinkt. Zoveel is duidelijk: hier worden acteurs afgemat, ze zijn letterlijk al beat voordat de voorstelling begint. De openingsscène vat zo heel behendig de hele voorstelling: alle personages zijn voortdurend onderweg maar ze komen nergens, elke trip mat ze alleen maar verder af. De loopband blijkt een tredmolen waaraan maar moeilijk is te ontkomen en waardoor vrijwel alle personages aan het eind sadder and wiser ervaren dat het voortdurend vluchten en het steeds wanhopiger op willen gaan in het moment tijdelijk is. Net zoals vriendschap en de eerste liefde.

Daarmee sluit On the Road aan op (in) Koud water en They are just kids, de eerste twee delen van Azzini’s drieluik over jonge mensen die in een roerige tijd op zoek gaan naar een andere manier om te leven. Voor elk stuk in het drieluik is een Amerikaanse tekst de basis, waarbij On the Road de oudste is: de roman verscheen in 1957, maar beschrijft gebeurtenissen van bijna een decennium eerder.

De mythe…

Kerouac wist lange tijd niet wat te doen met de aantekeningen die hij had gemaakt tijdens zijn rondreizen dwars door de Verenigde Staten en Mexico. Pas in 1951 ramde hij zonder zich al te druk te maken over opbouw en plot in enkele weken de roman eruit. Althans, dat is de lezing van Kerouac, die niet vies was van zelfmythologiseren.

Azzini maakt de worsteling van de schrijver nadrukkelijk onderdeel van de toneelbewerking: ‘Ik ga alles vertellen’ zijn de openingswoorden van Kerouacs alter ego Sal Paradise, een prachtrol van Matthijs van de Sande Bakhuyzen, met notitieboekje in de hand. Sal laat zich meeslepen door Dean Moriarity (in het echt Neil Cassady, hier vol maniakaal vuur gespeeld door Reinout Scholten van Aschat).

Hun vriendschap – hoe eenzijdig soms ook – staat centraal in roman en voorstelling. Schrijvers als Allen Ginsberg en William Burroughs (beiden gespeeld door Ludwig Bindervoet) zijn figuranten, wat al helemaal geldt voor alle vrouwelijke personages, gespeeld door Judith van den Berg.

… en het falen daarvan

Maar juist van hen komt de kritiek. Aanvankelijk doordat Bindervoet als Ginsberg vanaf de zijkant commentaar geeft op het gebruik van het woord ‘neger’ – ‘Het is 1948 hoor’ – en de seksistische benadering van Marylou – ‘Ze is geen object!’.

Na anderhalf uur kriskras door Amerika reizen, breekt de echte dichter Ginsberg in de voorstelling in. Hij draagt, lopend op de tredmolen, een vertaling van het befaamde America voor:

Amerika hoe kan ik een heilige litanie schrijven in jouw dwaze bui?

Help.

Amerika dit is heel serieus.
Amerika dit is de indruk die ik krijg van het kijken van kijken naar televisie.
Amerika is dat juist?

Ontmaskering

Nog indrukwekkender is Judith van den Berg als zij tegen het eind van de voorstelling niet zozeer uit haar personages stapt, maar wel uit het beeld dat de schrijver van haar heeft gecreëerd in zijn roman. In een brief vertelt ze dat zij zich niet herkent in wat hij schrijft, noemt zijn visie op vrouwen en jazzmuzikanten terecht romantisch racisme en confronteert hem met dat hij louter gelooft en louter ziet wat hem op dat moment het beste uitkomt, waardoor hij altijd de dans ontspringt.

Het zijn deze inbreuken op Kerouacs roman die deze voorstelling een zeggingskracht geven die veel verder gaat dan dat van een klassiek verzet van jongeren tegen een burgerlijk bestaan of de leefstijl van hun ouders, en het geheel schrijnend actueel maken.

Kerouacs roman is geworteld in een Amerikaanse mythe die hardnekkiger dan ooit is. In de slotzinnen verwijst hij nadrukkelijk naar dé roman uit de lost generation voor hem: The great Gatsby. Beide inmiddels klassieke Amerikaanse romans hebben ook veel van de lelijke kanten van de Amerikaanse mythe in zich, waar voor beide alles, of het nu beter is of niet, te prefereren valt boven het hier en nu.

Amerika is veel, heel veel. En al vanaf het allereerste begin post-truth.

‘You may call it America, but it is not America; neither Americus Vesppucious, nor Columbus, nor the rest of were the discoverers of it. There is a truer acount of it in mythology than in any history of America, so called, that I have seen.’

Dit schreef David Thoreau in Walking (1862) en er valt veel voor te zeggen. In geen ander land wordt zoveel verwezen naar een droombeeld, naar een mythe, dan in de Verenigde Staten. Het is al vaak gezegd: voordat Amerika ontdekt was, was het al uitgevonden. Of zoals de Amerikaanse literatuurwetenschapper Leslie Fiedler het een eeuw later verwoordde: ‘To be an American (unlike being English or French or whatever) is precisely to imagine an destiny rather than to inherit one, since we have been, inhabitants of myth rather than destiny.’

Maar wat, zoals in de jaren na de Tweede Wereldoorlog, je niet meer in de mythe wil geloven, maar ook geen toekomst ziet. Daarover schrijft Kerouac in On the road. In The pursuit of loneliness vat socioloog Philip Slater het goed samen: ‘We gained an undue proportion of persons who will, when faced with a difficult situation, tended to chuck the whole thing and flee to a new environment. Escaping, evading, and avoiding the responses which lie at the base of much that is peculiarly American.’

Precies dit zien we voortdurend in deze voorstelling, in de Verenigde Staten maar ook in Nederland. Kerouac schreef zijn roman in 1951 (hoewel die pas in 1957 werd gepubliceerd), Ginsberg America in 1956, Slater zijn analyse in 1970.

Actueler dan voorheen

Anno 2017 twittert Donald Trump zijn versie van de Amerikaanse mythe en gaat de halve wereld post-truth. Ironisch genoeg roepen de beats van toen vooral de even hipsters van nu in herinnering. Altijd op zoek naar een ander hier en nu, met als cruciaal verschil dat de hipster van nu dit uit luxe doet en juist daardoor niets begrijpt van de onvrede van de Trump- of PVV-stemmer.

In de laatste scènes van roman en voorstelling laat Dean een doodzieke Sal achter in Mexico, neemt Sal enige tijd later in New York Dean niet mee in een taxi voor een kort ritje door New York. De droom is voorbij.

Uitgerekend door de oudste tekst in zijn trilogie als basis te nemen, maakt Azzini zo zijn meest actuele voorstelling en houdt ons een spiegel voor. Of we nu On the Road, De avonden, Philip en de anderen of Blauwe maandagen als tijdsbeeld nemen: hoe nu mens te zijn?

Foto: Sanne Peper