Verbluffend hoe een jonge theatermaker een ‘ego’-stuk kan schrijven en dat overtuigend naar voren weet te brengen in een spel waarin hij alle registers opentrekt. Florian Myjer (1992) spreekt over zichzelf in zijn stuk, zoals vele jonge theatermakers ook al hebben gedaan (vaak komen die niet los van navelstaarderij). Florian weet zijn egootje te overstijgen met ironie.

Hij dicht zichzelf een voorbeeldfunctie toe in een manier van opvoeden. Of niet? Hij etaleert op wonderlijke en verrassende wijze zijn twijfels over educatie en pedagogie, over de maakbaarheid van de mens, over scheppen, hij zet zichzelf voor schut, en laat de toeschouwer overdonderd achter.

Een toekomstbeeld: Florian leest uit een nummer uit 2029 van de Groene Amsterdammer een interview met hemzelf voor. Wat zijn de drijfveren van de gevierde theatermaker? Wat zijn zijn voorbeelden? Hij heeft internationale roem vergaard met stukken en ensceneringen over Thomas Mann. Hij heeft een zwak voor de Angelsaksische cultuur en etiquette, zelfs zozeer dat hij zijn negenjarige zoon Oliver naar een Engels elite-internaat heeft gestuurd. Smalend laat hij zich uit over het Nederlandse theater en de kunsten, met een dedain kijkt hij neer op zijn collegae, het zijn mindere goden. Hij leest voor en speelt de geïnterviewde adequaat. Rode draad in zijn verhaal is het zoeken naar de maakbaarheid van de mens, van de kunst, naar de ultieme schepping in de kunsten.

Het weekblad wordt weggelegd, Florian Myjer kleedt zich om: een korte broek, een hemd en opvallende sokophouders, een karikaturaal typetje van een Engels upperclass-jongetje op een elite-internaat. Wisselend zijn vader Florian en zoon Oliver aan het woord. Ze geven beide flink af op het fletse schoolsysteem, dat alleen maar oog heeft voor wat de leerlingen leuk zullen vinden. Scholen zijn een eenheidsworst van gemakzucht. Deze jeremiades krijgen een extra-lading doordat de Vlaamse minister-president Geert Bourgeois onlangs vond ‘dat in het onderwijs de slinger te veel is doorgeslagen naar welbevinden, we moeten durven excelleren’.

Verwijten vliegen naar de babyboomers die de millennials niet uitgedaagd hebben. Alles werd te gemakkelijk voor hen gemaakt. De botsing der generaties speelt Florian mooi uit, in een heerlijk spervuur van woorden, de verwijten spetteren de zaal in, het spel knettert als vuurwerk. Hij ageert tegen zijn ouders, tegen heel de huidige seniorengeneratie. Hij zal het anders doen, veel beter en juister. Hij zal zijn zoon al vroeg dompelen in de klassieke waarden en kunsten. Sport is wel belangrijk, maar dan wel op het niveau van cricket. Ook dat verwoordt en speelt Florian bekakt én tegelijkertijd passioneel echt.

In een volgende scène zien we hoe Oliver gepest en vernederd wordt door zijn medeleerlingen en docenten, in variaties van het Britse Engels om u tegen te zeggen (Achteraf lees ik dat Florian voor zijn opleiding in Maastricht Cultuurwetenschappen in Sussex heeft gevolgd.) Oliver raakt opgehitst door die meester-slaafbehandeling.

Daarna vertelt de jongvolwassene Oliver vol lof over zijn vader als theatermaker. Weer komt Thomas Mann te sprake, de man van de Toverberg, de man die door zijn kinderen de Tovenaar wordt genoemd, de verhalenschepper, de afwezige vader die ook een moeilijke relatie had met zijn zoon Klaus, die homo was en in de jaren ’30 en ’40 moeilijk uit de kast kon komen, en die zelfmoord zal plegen. Oliver vertelt over een filmscène die zijn vader gemaakt heeft, over de laatste ontmoeting tussen vader Thomas Mann en zoon Klaus.

Vader en zoon Mann vormen een leitmotiv in deze productie over scheppen en Bildung, een productie die qua tekst, opbouw en inhoud harmonieus is. Verleden, heden en toekomst vloeien organisch in elkaar over en komen samen in de personages van vader Florian en zoon Oliver. De echte Florian Myjer weet in zijn uppie, zonder hulp van muziek of soundscapes en zonder lichttoestanden, een acteerregister te bespelen, van zeer ingetogen en subtiel spel tot grootse emotionele uitbarstingen met daartussen nog een heel gamma van ironie, sarcasme, van oprechte en geveinsde verontwaardiging, van ware liefde en bekommernis. Vol bewondering laten we ons in de greep nemen van de vertelling, van het inlevingsvermogen in de personages. Zo knap!

Foto: Bas de Brouwer