Ohm bestaat bij de gratie van drie dansers en een choreograaf die als een razende de maat stamt. Haar voeten bewerken een stuk staal, soms twintig minuten achtereen, waardoor muziek ontstaat. De dansers bewerken hun eigen lijf, terwijl ze met de klok mee over de vierkante vloer van Niek Kortekaas bewegen. Het swingt en werkt verslavend, althans voor de kijker, die in de cadans van Ohm wordt meegezogen.

Met korte, driftige bewegingen splijten de dansers lucht en onderbreken hun bewegingen, wat erop neerkomt dat ze zichzelf slaan, van binnen. Steeds stopt het lichaam de eigen beweging, wat tot een boel spierpijn moet leiden, ’s anderendaags. Nergens wordt de beweging verlengd, lyrisch of andersinds dramatisch uitgewerkt. Ook in het gezicht zijn de dansers stomweg gericht op de wonderlijke opdracht zichzelf met weestand te lijf te gaan.

Het heeft iets heroïsch, zoals bij een gewichtsheffer. Alles is gericht op het volhouden van de inspanning en de controle. Het gaat om stamina en precisie. Anders werkt het uurwerk, het apparaat met de radertjes, niet.

Ritueel, dwang, oefening of herbeleving – nergens geeft choreograaf Ann Van den Broek een specifieke context voor de geharde inzet en de overgave van de dansers of haar eigen rechter- dan wel linkerbeen. Arne Van Dongens digitale compositie voor één been is bijzonder effectief in de opbouw van de klank en vermeerdering van simpele ritmes. Soms zuigt en schommelt het vervaarlijk, dan weer voel je een headbangen opkomen, maar niets daarvan komt terug op de vloer.

De dansers zijn gekleed in chique chocoladebruin en paars. Zilveren laarzen en hoge hakken geven het geheel iets feestelijks of zelfs frivools, maar de dans is een en al arbeid. Ook de bij-effecten van bewegingsverslaving als uitputting en wanhoop zul je er als toeschouwer zelf in moeten leggen. De performers vallen aan, ronde na ronde, met op hun voorhoofden hooguit een stevige frons.

Ohm is een eenheid waarmee je elektrische weerstand meet. Van den Broek gebruikte het begrip om haar eigen werk te herformuleren, nu weer bijna vijftien jaar geleden, voor haar bijdrage aan de tweede editie van het Cover-festival in 2010. Ook Leine&Roebana, Beutler en Greco/Scholten maakten toen interessante stukken gebaseerd op het werk van andere choreografen.

Ohm sluit aan bij de vele stukken die geïnspireerd zijn door de rave. Maar het stuk handhaaft ook een fascinerende neutraal, houdt het midden tussen tango en harcore, tussen extatisch ritueel en mechanische beproeving, tussen vrije wil en volgen. Het maakt van de obsessie een redelijk formele exercitie. Dat op zich, het gebrek aan drama of de formulering van zin, heeft iets uitzinnigs. Ohm doet je opnieuw afvragen waarom het voor alle soorten van dansers toch zo uitdagend en fascinerend is om in een repeterende breuk terecht te komen, zwetend en zwevend tussen val en stap, stap en val.

Foto: Rio Staelens