‘Anno MMXIX’, staat in statige letters onder het enorme terrarium dat scenograaf Tim Vermeulen op de toneelvloer plaatste. Als biologen in een toekomstig natuurhistorisch museum, observeren we in Of ja het menselijk ongemak anno 2019 (lees: nu, maar zonder corona). De habitat in die glazen kooi verandert van netwerkborrel naar buurtbarbecue, parenclub en weer terug. Drie arena’s waarin intermenselijk ongemak en (zelf)kritiek optimaal worden uitgebuit.

Die drie omgevingen hebben een aantal dingen gemeen: het zijn plekken waar je (semi-)vrijwillig naartoe gaat maar die, eenmaal aangekomen, relatief niet makkelijk te verlaten zijn. Sociaal contact is er nagenoeg onvermijdelijk. Bovendien hebben de aanwezigen er doorgaans slechts één gemene deler (hun werkgever, buurtkeuze of een specifiek seksueel verlangen) – iets waar je doorgaans liever niet over praat of al vrij snel over uitgepraat bent, helaas. Of gelukkig, want als Of ja één ding laat zien dan is het dat al dat ongemak en al die (plaatsvervangende) schaamte ook veel moois kan opleveren.

Of ja is een tragikomische aaneenschakeling van kleine confrontaties. Regisseur Eva Line de Boer plaatst een aantal zeer vervreemdende elementen tegenover de alledaagse dialogen van Elly Scheele. Er zijn scènes waarin het geluid niet synchroon loopt of volledig wegvalt – een vreemde gewaarwording tijdens een theatervoorstelling, maar gek genoeg ook een herkenbare: soms kan een gesprek je als het ware ontglippen, dan kan je jezelf dingen horen zeggen zonder dat je van plan was om dat te zeggen, of een ander zien praten zonder dat je hoort wat diegene zegt. Alsof er een soort hyperbewustzijn optreedt waardoor je even niet helemaal samenvalt met het hier en nu.

Afwisselend onderzoeken de personages met een microfoon aan een lange standaard de ander of hun omgeving, als voyeurs in hun eigen leefgebied. Elk gedrag, elk uitgesproken en zeker ook elk onuitgesproken woord, wordt geobserveerd, er worden conclusies of consequenties aan verbonden. De aan de oppervlakte meest vrijblijvende situaties zijn allesbehalve vrijblijvend, de mens maakt het zichzelf niet makkelijk.

Ondertussen komt het hele scala aan herkenbare sociale onkunde en ongeschreven regels en patronen voorbij: van de anekdote die iemand voor de tweede keer aan dezelfde mensen vertelt zonder dat zelf door te hebben, tot de schijnbaar terloopse maar allesbehalve willekeurige begroetingshandeling bij aankomst: bij de één een kus, bij de ander drie zoenen en bij de derde de knuffel. Futiel ogende keuzes die alles zeggen over de (beoogde) relatie tot de ander.

Lijkt Of ja aanvankelijk vooral grotesk gespeelde satire te worden, gaandeweg krijgen de meeste personages (het zijn er een hoop; alle acteurs spelen dubbelrollen) meer reliëf en wordt het spel genuanceerder en rustiger. Prachtig is dan ineens de ingehouden vonk die terloops overspringt tussen collega’s Daniëlle (Anne-Chris Schulting) en Elize (Belinda van der Stoep), en die in een latere scène resulteert in misschien wel de mooiste kus van dit theaterjaar, namelijk een die voortkomt uit onzekerheid en een te lang ingehouden verlangen. Schulting en Van der Stoep spelen hun personages met gevoel voor humor en vooral met bakken mededogen.

Over de gehele linie wordt er overigens smeuïg gespeeld. Roben Mitchell is aandoenlijk als onzichtbare (en daardoor zichzelf overschreeuwende) collega op de werkvloer en zenuwachtige partner in de parenclub. Evrim Akyigit speelt met ingehouden vuur de buurvrouw die uit een burn-out komt en voor wie elk sociaal contact op dit moment per definitie moeite kost. En Mark Kraan speelt zijn rollen – de buurman met hart op de tong (en tevens geroutineerde parenclubbezoeker), en de collega met meer bewijsdrang dan zelfinzicht – met veel flair en gevoel voor detail.

Het sterke aan Scheele’s tekst is dat ze zonder al te expliciet politiek te worden, haar personages wel over actuele pijnpunten laat struikelen: van witte privileges tot de goedbedoelde maar veelzeggend overmatige interesse in de normen en waarden van de islamitische buurvrouw – waarbij onder het mom van verdraagzaamheid een heel palet aan aannames de revue passeert. Op slimme wijze laat Scheele – die voor de plannen van deze tekst in 2018 het TheaterTekstTalent Stipendium won – personages en verhalen op andere locaties terugkomen, waardoor ze haar personages terloops de ruimte geeft om op hun eigen handelen te reflecteren. Dat is mooi.

Het liefdevolle spel, de artificiële vormgeving en de uitgesproken, vervreemdende theatertaal van De Boer tillen het vervolgens naar een hoger plan. Resultaat is een even schrijnende als ongemeen grappige voorstelling, die wellicht compacter had gekund, maar waar door de weldadige enscenering toch voortdurend van alles te beleven is.

Foto: Bart Grietens