In de muziektheatervoorstelling Ochtendzee, de eersteling van Meral Polats gezelschap Merals Harem, speelt de cirkel een opvallende rol. Midden op de vloer is een witte cirkel uitgelicht met daar omheen vier muzikanten. In de cirkel heerst chaos en verwarring, verklankt in een lange, woest zoekende drumsolo. De projecties op de witte achterwand onderstrepen het idee van een vlucht. Net buiten de cirkel staan Meral Polat en Beppe Costa. Als ze de cirkel binnenstappen, worden ze hun personages. 

Meerdere verhaallijnen cirkelen om elkaar heen. Er is de jonge vrouw die een apotheek runt en de weifelende man die om haar heen draait, aarzelt, weggaat en weer terugkeert. Als een derwisj draait ze rond op de muziek. Er is de vader die in rondjes langs de ziekenhuizen trekt in een verwoeste stad, op zoek naar zijn dochter. Hij vertelt dat hij al drie, vier keer is gestorven, opnieuw begonnen, cyclus op cyclus, eindeloos opnieuw beginnend en zijn rondes makend langs herinnering en hoop. Dan is er ook nog de man die met een wrakkig schip mensen over de zee brengt en een perfecte cirkelredenering paraat heeft om zijn gebrek aan moreel besef te verklaren.

Wanneer ze spreken, blijkt de taal van de personages, als in een lied of een gedicht, ook in cirkels te draaien. Telkens keren bij de verschillende karakters hun eigen motieven, refreinen, vaste ijkpunten terug. Een punt in hun levens waar ze naar terugkeren om van daaruit het verhaal opnieuw te vertellen, met nieuwe details. ‘Het begint met een rij koffers op het strand’, zegt de vader. ‘Ik ben een man van God’, bezweert de schipper.

De muziek volgt haar eigen lijn, ook rond en golvend, in een ronde langs de Middellandse Zee, die door land omringde waterplas tussen een wreed bestaan en het beloofde land. We horen de hoge, wat geknepen hese stem van Beppe Costa in het Italiaans zingen. De rijke stem van Meral Polat is nu eens sterk en bereid alles van vastberadenheid omver te blazen, dan weer melancholisch met een fijn rafelig randje. Ze zingt in het Turks, in het Arabisch, in het Italiaans. Je verstaat het misschien niet allemaal maar ze brengt het over met dat volle geluid, met haar expressie en het sterke lijf. Ze vertolkt heimwee, pijn, vermoeidheid – dat laatste prachtig, op de golven van de nahijgende accordeon achter haar.

De instrumenten komen van alle landen rond Al Mutawasit, de witte middenzee zoals de vader en zijn dochter de zee hebben genoemd; een accordeon voor de Zuid-Franse zwier, een Turkse saz en een Arabische ud, een Italiaanse mandoline, een grote trom. Met de instrumenten die we kennen uit de westerse muziek daarbij, en de magie van de stemmen die soms solo, soms samen de emoties van elk lied overbrengen vormt het een veelkleurig harmonisch geheel. Als de muziek die we samen in deze cirkel maken zo rijk kan zijn, hoe rijk zou ons gedeelde leven dan wel kunnen zijn? Het wordt niet letterlijk aangereikt, toch komt de actualiteit hier onherroepelijk bij de kijker op.

En de cirkel is rond wanneer de verhaallijnen bij elkaar komen. Wanneer de chaos van het openingsbeeld, inclusief het paniekerige drumwerk, terugkeert en na het hele relaas op zijn plaats valt. Wanneer het cirkelen ophoudt en de personages een beslissing moeten nemen. Natuurlijk ziet de kijker al een tijdje aankomen dat het zo zal gaan, maar hoe erg is dat? Als je op zee zit en het land komt in zicht, dan ben je toch ook niet teleurgesteld? Je blijft turen naar die streep land, want een nieuwe einder lokt je.

Foto: Sanne Peper