Anders dan je zou verwachten gaat de voorstelling Oase pas in derde of vierde instantie over een oase (Van Dale: 1. van water voorziene, vruchtbare plaats in de woestijn, bijv. in de Sahara; 2. (fig.) mooi plekje te midden van een minder aangename omgeving; 3. aangename afwisseling in wat dor en eentonig is). En dan betreft het ook nog eens een oase die niet meer te vinden is. In eerste en tweede instantie gaat Oase echter vooral over zand.

Zand dus. Als kind van de duinen in Kennemerland ging ik handenwrijvend op de eerste rij zitten. Zand, daar wil ik alles over weten. We zien rechts een verrolbaar spreekgestoelte, dat nauwelijks wordt gebruikt. Links een zandloper die meteen in werking wordt gesteld en die een plezierig soort verwarring zaait (verklap ik niet). Achter staat een lange tafel met nog meer zandlopers, allerlei soorten zeven en meetinstrumentaria. Daar weer voor ligt een rol die woestijn wordt. Hoe? Daarvoor moet u gaan kijken. De stand-up-fysicus Jan van den Berg komt op alsof hij bijna niet kan wachten van voorpret. Hij draagt een lichte broek, dito vest, wit hemd, donker colbert, fleurige schoenen, geleerde maar frivole bril – zo’n professor waar je wel een poosje bij in de buurt wil verkeren.

Hij steekt van wal met een verhaal over zand dat meteen in de eerste twintig minuten al zo vol zit met razend boeiende feiten, straten & stegen en wonderlijkheden, dat dit uur verteltoneel over ‘het leven van de zandkorrel’ van meet af aan niet meer kapot kan. Ik ben tot in de landengtes van mijn jaren een schoolgaand kind gebleven, dus als ik de aanwezigheid van een goeie schoolmeester met glimogen alleen al vermoed, ben ik subiet verkocht. En Jan van den Berg is een verdomd goeie schoolmeester aan wie alles gloeit.

Bovendien is hij een performer. Kijk, de huidige mode van ‘theatercolleges’ (dat zijn colleges, maar dan in een theater) door de Bram Moszkowiczen en de Maarten van Rossums in dit leven, daar geloof ik niet zo in. Naast ijdeltuiterij en andere egocentrismen, slepen die mensen vooral een berg televisieberoemdheid met zich mee die podia op, die alle kennisoverdracht structureel in de weg zit. Jan van den Berg is niet beroemd. Hij is wel erg goed als stand-up-wetenschapper. Hij kent zijn zaken, hij heeft die dramaturgisch geordend, hij is een volleerd verteller, en die kunst scharniert bij hem op plezier. Wij surfen op dat plezier mee. Bovendien heeft hij een goeie regisseur, Dirk Groeneveld.

Van den Berg pakt ons bij de hand voor een reis. Naar de horizontale, de stille, en de alle kanten opstuivende (gemoeds)bewegingen van de zandkorrel. We belanden met hem in woeste zandvlakten, eerst in de kunstmatig opgekweekte variant waar proeven worden gedaan, daarna in de echte, de Sahara. Waar we met hem zoeken naar verzonken legers en een verdwenen oase. Om uiteindelijk mee te turen door de kijkers van een mij volkomen onbekende wetenschapper, Ralph A. Bagnold (1896-1990), over wie je – en dat is een gouden bijvangst – na het college van professor Van den Berg meteen alles wilt weten.

We kijken uiteindelijk met hem mee door de glazen van een lens, die, strak een-op-een dan wel gebroken, te allen tijde is gemaakt uit… zand. De ontroerende vondst van deze avond is de woestijnwandeling van zanger Najib Cherradi-Hasseni. Wanneer hij de mond opent voor zijn wonderschone nomadische, epische hymnen, dan zie je bij wijze van spreken meteen de wandelende zandduinen en de betoverende zonsondergangen, met een weemoed zonder weerga. En als schoolmeester Jan met een frivole knipoog zijn colbertje nog maar eens uittrekt, is het één seconde net of hij aan een striptease begint. Zo’n verteller is Jan van den Berg ook. Als college is Oase toptoneel, zonder collegedreunen en zonder DWDD-folklore. En met een hoog duin vol speelpret.

[Sterren toegekend door de redactie.]

Foto: DigiDaan