De danscriticus is een cactus, een stekelige cactus wel te verstaan. In het slotdeel Cacti van het drieluik Now here, Now always van NDT 2 krijgt een criticus het woord. Een tableau van dansers verbeeldt de reacties op een recensie, die niet per se negatief is. Een indringende stem leest de tekst (‘lyrics’, zoals het heet) voor van de Amerikaanse choreograaf en danser Spenser Theberge. Prachtige tekst, prachtige dictie. Het gaat onder meer over het ‘dualisme van de vrijheid van de danser’.

Dat is mooi gezegd: voor de toeschouwer lijkt de danser vrij dankzij de dynamiek van het bewegingspatroon, maar hij of zij is dat niet. Die vrijheid is schijn. Een danser is gebonden aan muziek, aan passen, tellen, mededansers, choreografische patronen en afspraken. In een speelse, humoristische choreografie van Alexander Ekman is Cacti een prikkelende en spannende performance die in 2010 werd genomineerd voor een Zwaan.

Live musici van het Balletorkest brengen strijkmuziek van Haydn, Beethoven en Schuberts De dood en het meisje. In het toneelbeeld van Cacti vallen de grote, glanzend-witte tegels op, ontworpen door Ekman zelf. Achter die tegels kunnen de zestien dansers zich verschuilen, ze zijn erop gevangen, uiteindelijk komen ze allemaal te voorschijn met een cactus. Schitterend is hoe door ingenieuze belichting de figuren opduiken en weer verdwijnen, dit alles in enorme vaart.

Dit tempo schuilt ook in het openingsdeel, The Big Crying van Marco Goecke dat in 2021 in première ging in het Zuiderstrandtheater. Het eerste wat we zien is een enorme vlam, dan komt er in het halfduister een danser tevoorschijn, een eenzame figuur die weent om de dood van een dierbare, in dit geval zijn vader. Begeleid door stemmige muziek vormen de  andere dansers om de rouwende figuur een groep, laten hem dan weer los en komen weer samen.

Het is een onpeilbaar verdriet dat Goecke oproept: de vlam dooft langzaam, de eenzame vindt troost en steun bij andere dansers die zich als in een droom om hem heen kronkelen en soms zijn spiegelbeeld zijn. Vooral dit spiegeleffect als een duet is een fantasierijke vondst. Parallel aan de golfbewegingen op de muziek van majeur naar mineur is ook de choreografie: samenspel en solo, een vitale groep vormend of een rouwende eenzame. Goeckes bewegingspatroon is krachtig in de grote scènes en verstild in de soli. De bijna fluisterend gezongen cover van Losing My Religion aan het slot maakt het verdriet om de dood van een dierbare indringend.

Een heuse wereldpremière is die van Brocken Spectre door een nieuw gezicht bij het Nederlands Dans Theater, Andrew Skeels. Het is de meest vertellende, de meest symbolische choreografie van het programma. Leidraad vormt de muziek van Brahms op tekst van Goethes Winterreise door het Harzgebergte. Het is, opnieuw, een choreografie van afscheid en verlies. De ene danser sleept op een lang doek, als een sluier, een andere danser achter zich aan. Ze komen op en gaan af, in een vertraagde ritmiek. De verdwijnende danser staat roerloos als een standbeeld, beweend door de andere dansers. Het is bijna schilderkunst die Skeels hier beoefent, getoonzet in donkere, duistere tinten grijs en bijna zwart.

‘Brocken Spectre’ is een natuurverschijnsel dat duidt op de reflectie van iemands gestalte bij een bepaalde lichtval op wolken of mist. Mooie synoniemen ervoor zijn ‘bergspook’ of ‘spook van Brocken’. Die sfeer van eenzaamheid in de bergen treft Skeels mooi in zijn intieme en vloeiende danspatronen. Het slotbeeld is illustratief voor het gehele programma Now here, Now always: de groep dansers verdwijnt onder een golvend, zilverkleurig zeil en opgejaagd door de wind zijn ze plots allemaal van het toneel. Weg. Verdwenen. Een lege ruimte met slechts een danser blijft over.

De spanning tussen vrijheid en gebondenheid schuilt niet alleen in het wezen van de dans, het dualisme van Theberge, maar ook in de vertelling van de dans zelf. Abstract is Skeels’ werk niet, integendeel, zijn symbolentaal is bijzonder herkenbaar.

Foto: Rahi Rezvani