‘Wij doen dit jaar niks’, melden theatermakers Greg Nottrot en Floor Leene bij aanvang van hun nieuwe jaarlijkse zomerproductie. ‘Want wij gaan ten onder aan spelen.’ In Nooit meer werken onderzoekt Het NUT de toekomst van werken: bestaat een wereld zonder werkdruk?

Welgeteld twee weken hebben ze in de pauzestand gestaan toen de coronapandemie uitbrak. Daarna gingen theatermakers Greg Nottrot en Floor Leene van Het NUT weer vol aan de bak: concepten bedenken, fondsen aanschrijven, voorstellingen maken, verschillende scenario’s voor verschillende maatregelen uitdenken. Het NUT maakte livestreams en ging bij de toeschouwers thuis langs om één-op-één een voorstelling te spelen. Ondertussen hebben Nottrot en Leene samen ook twee dochters (Leene: ‘die aandacht komen hálen’) en werd afgelopen najaar hun kantoor aan het Berlijnplein in de Utrechtse wijk Leidsche Rijn in brand gestoken. En nu staan ze hier – in een prachtige patio aan de rand van datzelfde Berlijnplein – met een nieuwe voorstelling.

Leene had als reactie op de coronahectiek naar eigen zeggen wel een mooi plan voor hun jaarlijkse zomervoorstelling: ze zouden negentig minuten helemaal niets doen, en het publiek zou daar dan negentig minuten naar kijken. Daar was volgens haar nu echt behoefte aan, lekker meedeinen op rust en stilte. Heel mooi, zegt Nottrot, maar zelf had hij ook nog wel een plannetje paraat, weliswaar iets complexer. Wat als ze de voorstelling ditmaal niet zelf speelden, maar robots hun werk lieten overnemen?

In de jaarlijkse zomervoorstellingen van Het NUT grijpen het persoonlijke en het maatschappelijke altijd op elkaar in. Het centrale thema wordt vaak geïntroduceerd vanuit een onderlinge onvrede tussen Nottrot en Leene, en ontstijgt dan vervolgens al snel de huiselijke sfeer, niet in de laatste plaats door de megalomane neigingen van Nottrot. Het contrast tussen zijn uitbundigheid en Leene’s gematigdheid wordt in Nooit meer werken (in regie van Roeland Hofman) vrolijk uitgebuit: ‘Greg kan niets loslaten’, klaagt Leene. ‘Behalve het huishouden.’

En dus krijgt Nottrot zijn zin en nemen hij en Leene plaats aan een tafeltje tussen het publiek, terwijl de robots het van ze overnemen. Aan weerszijden van de speelvloer staan Baxter (een metershoge afgedankte fabrieksrobot) en Lucy (een ‘afgeserveerde serveerrobot’ uit China), die fungeren als presentators. Daarnaast zijn er twee schermrobots (die als artificiële intelligentie de vertellers van het verhaal vertolken), twee 57 centimeter hoge zorgrobots (die de rol van Greg en Floor op zich nemen) en een 3D-geprinte robot (ontwikkeld en geprint door Thierry Wilders, die de techniek voor deze voorstelling voor zijn rekening neemt). Om de boel nog complexer te maken zijn er behalve robots die mensen spelen en robots die robots spelen, ook mensen die robots spelen: HKU-stagiairs Koen ter Braak en Monica Hofman spelen twee Living-Bots.

Wat volgt is een boeiend theatraal gedachte-experiment dat aanvangt in de zeer nabije toekomst, namelijk bij het slotapplaus van diezelfde avond, en waarbij het eclatante succes van deze voorstelling de makers tot ingewikkelde (morele) keuzes dwingt. De voorstelling brengt een wereldwijde antikapitalistische beweging op de been, met Greg als charismatische voorman, die daardoor meer en meer verwijderd raakt van Floor. Die vindt op haar beurt geborgenheid bij Robot Greg, een Living-Bot die volledig gemodelleerd is naar haar altijd afwezige man.

Regelmatig wordt het verhaal stilgelegd zodat de toeschouwers op hun iPad, die ze bij binnenkomst kregen, stellingen kunnen beantwoorden, waarvan de uitkomsten naar verluidt het verloop van het verhaal beïnvloeden. (De echte) Nottrot en Leene nemen die intermezzo’s ter harte om met de toeschouwers direct te reflecteren op de scènes die de robots (en stagiairs) spelen. Terugkerende vraag daarbij is: kijken we naar een utopie of naar een dystopie? Het antwoord ligt complexer, en daar wordt door de toeschouwer naar hartenlust op gereflecteerd. Technologische ontwikkeling heeft veel mogelijk gemaakt, alleen al in de gezondheidszorg, maar ook veel kapotgemaakt, bijvoorbeeld als het gaat om wezenlijk contact.

Wanneer dient de techniek de mens, en wanneer volgt de mens de techniek? Natuurlijk is het fijn als er werk uit handen wordt genomen, maar is het niet gezond om af en toe iets te doen waar je tegenop ziet of eigenlijk geen tijd voor hebt? Maakt dat de mens niet weerbaarder? En wie zegt dat een overvloed aan tijd per definitie rust en voldoening geeft?

Nooit meer werken is een boeiende exploratie naar de (ethische) gevolgen van mechanisering, automatisering en technologische ontwikkelingen, die lange tijd prettig meerduidig blijft. De voorstelling doet thematisch sterk denken aan Dries Verhoevens nieuwe voorstelling Broeders verheft u ter vrijheid, waarin de toeschouwer wordt geconfronteerd met de toenemende automatisering en de inzet van (goedkope) arbeidsmigranten op de arbeidsmarkt. Boeiende materie die mede dankzij de coronacrisis een impuls heeft gekregen: hoe zien we werken voor ons in de toekomst?

Nottrot werpt zich op als voorvechter van technologische vooruitgang, Leene predikt voorzichtigheid en in die uitersten vinden ze, samen met de toeschouwers, interessante nuances. Door beiden een contrasterend, soms gesimplificeerd standpunt in te nemen wordt de toeschouwer uitgedaagd zelf de complexiteit op te zoeken. Het is jammer dat de makers uiteindelijk zelf zo expliciet stelling nemen in de kwestie utopie-dystopie. Het einde is daardoor eenduidiger dan dat deze voorstelling eigenlijk verdient.

Foto: Bart Grietens