Het is niet zo interessant te horen hoe iemand in New York rondloopt en fietst. Als je daar toch een boeiend theaterprogramma van wilt maken, moet je van goeden huize komen. Met fijne, spannende, humoristische verhalen, die ons meezuigen die dampende stad in. Verhalen waarbij je de vislucht van de Hudson bijkans kunt ruiken, waarbij de uitlaatgassen op je ogen slaan en je de metro over zijn rails hoort kreunen. En met muziek natuurlijk. Veel muziek.

Met dat laatste zit het helemaal goed in Non Stop New York van Wilfried de Jong en de driemansband Ocobar. Het is de tweede keer dat deze combinatie in het theater staat, na het succesvolle Man en Fiets. Daarin bracht de Rotterdamse theatermaker, tv-presentator en schrijver zijn passie voor wielrennen zo goed op het publiek over, dat de verkoop van racefietsen moet zijn gestegen in elke plaats waar hij in het theater was te zien.

Willen we ook massaal naar the Big Apple na het zien van Non Stop New York? Nou, op basis van de verhalen van De Jong niet echt, nee. Hij komt er graag en vaak, hij droomde als kind al om in Manhattan rond te lopen en zijn fascinatie voor de stad is nooit meer weggegaan sinds het eerste bezoek in 1978. Maar als deze voorstelling de dynamiek van de stad wil overbrengen, zijn we voornamelijk aangewezen op Ocobar. ’t Is dat op wolkenkrabbers geen pannen liggen, anders zouden deze drie door de wol geverfde geweldenaren die eraf spelen.

Die muziek is de redding van Non Stop New York. De rest is een niemendalletje. De verhalen van De Jong kabbelen wat aan, zijn op zijn hoogst af en toe amusant. Als het een doorsnee is van wat je in deze wereldstad kunt meemaken, kun je evengoed naar Leverkusen. Een fietstocht door New York krijgt nog een leuk slot, zijn bezoek aan een peepshow is soms grappig, maar een verhaal van zijn ritje met een koerier en zijn eerste kennismaking met Manhattan is slaapverwekkend.

Het helpt ook niet echt dat hij de meeste van zijn verhalen voorleest. Dan gaat ook het minimum aan contact dat hij met zijn publiek maakt, verloren. Dan lijkt De Jong, net als wanneer hij de basgitaar een paar keer ter hand neemt, een in zichzelf gekeerd man. Je zit erbij en kijkt ernaar. En naar de ‘lichtbeelden’ op de achterwand waarop hij via een beamer foto’s en krantenartikelen laat zien.

Toch komt de geest nog even uit de fles. Als hij het verhaal vertelt van de doodgeschoten mannen op straat, vlak bij zijn hotel. Zónder papier. Dan komt de vaart er in. Vervolgens vliegt hij met zijn drie kompanen heerlijk uit de bocht met het lied ‘People wanna see a dead man’s head’.

Precies… dát willen we.

(foto: Clemens Rikken)