De Joegoslavische documentairemaker Mila Turajlić vond in een kluis van de Joegoslavische televisie (Filmske Novosti) in Belgrado een schat aan journaalbeelden, newsreels. Ze dateren uit de tijd van de Koude Oorlog toen president Tito de inspirator was voor een nieuwe beweging, de Non-Alignment Movement (NAM), een internationale samenwerking tussen 120 landen die gedurende de jaren vijftig en zestig nadrukkelijk geen aansluiting zochten bij een van de grote machtsblokken: ofwel het kapitalistische westen met de Verenigde Staten als hoofdmacht ofwel het communistische Oostblok met de Sovjet-Unie als centrale macht.

Het besluitvormende orgaan van de beweging is de Conferentie van niet-gebonden staatshoofden en regeringsleiders. De Non-Alignement Movement kwam voor het eerst bijeen in 1961 in Belgrado. Het doel was samenwerking op gebied van anti-kolonialisme, vrijheid van de voormalige koloniën, anti-racisme en ontwapening. Vreemd genoeg, zo benadrukt Turajlić, is deze belangrijke geschiedenis zo goed als geheel vergeten en verdwenen.

Wie nu denkt aan de Koude Oorlog, denkt aan de dreigende en gespannen tegenstelling tussen de VS en Rusland; dat zich daartussenin de NAM bevond die zich keerde tegen de wapenwedloop is onbekend. Met haar documentaire Scenes from the Labudović Reels, die wordt getoond op het IDFA (International Documentary Festival Amsterdam), brengt Turajlić de journaals samen, zoals gefilmd door cameraman van destijds Stefan Labudović.

Voor het zover is, gaf ze met vijf deelnemers een eenmalige performance in De Balie die een opvallende vorm had. ‘IDFA on stage’ heet het overkoepelende randprogramma. Turajlić liet aan de deelnemers, afkomstig uit landen die aansluiting vonden bij de NAM, beeldmateriaal zien van de vrijheidsstrijd van respectievelijk Joegoslavië, Algerije en Indonesië. In drie rondes gaven zij antwoord op de vragen of ze zich iets van de onafhankelijkheidsstrijd konden herinneren, wat de niet-gebonden beweging voor hun land betekent en wat de waarde is van deze beweging voor nu. Het resultaat was een verassende en soms ontroerende mix van herinneringen, persoonlijke verhalen, geschiedenis en ook dromen. Het is oral history in de beste betekenis van het woord.

Van Joegoslavische zijde zaten filmmaker en journalist Lidija Zelović (52) en choreograaf en danser Christian Guerematchi (41) aan tafel; televisiepersoonlijkheid en theatermaker Hakim Traïda (66) vertegenwoordigde de Algerijnse blik. De Indonesische literatuurhistorica Yulia Pattopang (40) gaf haar visie op de Indonesische dekolonisatie en vertaalster Francisca Pattipilohy (96) geldt als een ‘levende getuige van de Nederlands-Indische tijd’. Ze werd geboren in 1926 en ontmoette meermaals Soekarno tijdens diplomatieke bijeenkomsten en conferenties. Deze vijf mensen zijn de schatdragers van een bewogen geschiedenis.

Documentairemaker Turajlić laat de zwijgende zwart-witbeelden voor zich spreken, ze geeft geen uitleg wie we zien en wat we zien. Daarvan getuigen de forumleden. Initiatiefnemers van de beweging als Tito, de Indiase premier Nehru, president Nasser van Egypte en de Indonesische president Soekarno komen voorbij. Opvallend is dat de herinneringen en toelichting van de deelnemers sterk persoonlijk getekend zijn en minder historisch interpreterend.

Duidelijk benoemt Zelović, die in 1993 in Nederland aankwam, dat het Joegoslavië van haar jeugd, van haar herinnering, niet meer bestaat, maar dat je ‘desalniettemin van een land kunt houden, ook al is het er niet’. Zij noemt de niet-gebonden beweging ‘het beste wat er bestaat, want het richt zich tegen kolonialisme en wapenwedloop’. Performer Guerematchi, wiens vader uit Centraal Afrika komt, noemt de beweging ‘rebellie tegen het imperialisme’. Hakim Traïda, die in Nederland bekendheid geniet door zijn rol in Sesamstraat, krijgt bij de beelden van zijn land vooral herinneringen aan gruwelijke momenten uit zijn verleden, zoals de dood van een meisje in de vrijheidsstrijd. Hij vertelde prachtig over de betekenis van Albert Camus’ roman  L’Étranger (De vreemdeling, 1942) over een kolonist in Algerije die zich buitengesloten voelt.

De eerste beelden die van Indonesië voorbijkomen zijn van een idyllische schoonheid: rijstvelden, karbouwen, plantages, vulkanen, de plantentuin van Bogor. Pattopang benadrukt dat het westen Indonesië zo het liefst ziet, maar dat we daarmee voorbijgaan aan de werkelijke pijnlijke geschiedenis van drie eeuwen koloniale overheersing door Nederland.

Erg mooi en voor mij onbekend is dat president Soekarno elk jaar bij de viering van de Onafhankelijkheidsverklaring (Proklamasi) op 17 augustus 1945 stipt om tien uur in de ochtend op de radio was te beluisteren en een redevoering hield. Zij noemt zijn stem ‘charmant’ en ‘charismatisch’, het is een stem die tot iedereen spreekt.

Mooie slotwoorden komen van Pattipilohy die beklemtoont dat een land dat eeuwenlang zo geknecht wordt het idee van zelfstandigheid en onafhankelijkheid verliest. Totdat de Tweede Wereldoorlog kwam, toen veranderde alles. De eenheid van Indonesië symboliseert voor haar het streven naar ‘eenheid en samenwerking die we allemaal nodig hebben, geen land kan alleen bestaan’. Hiermee raakt ze de kern van de avond en van de documentaire van Turajlić over de nooit geziene filmbeelden, waaraan ze zeven jaar werkte: ze vertellen de grote geschiedenis die voor ieder juist ook een persoonlijke geschiedenis is.

Foto: Melle meivogel / idfa