Wat ze gemeen hebben is de vluchtelingenstatus en het overleven als onvervreemdbaar deel van hun geschiedenis. Wat ze verder gemeen hebben is een feilloos instinct voor theater en verhalen vertellen. Hun wegen kwamen samen op een goeie leerschool, de Toneelacademie Maastricht. En nu hebben ze hun kwaliteiten bij elkaar gebracht in een voorstelling. Hun vluchtelingen-‘kind’ heet Nobody home.

Er gaat een windvlaag, wat heet: een zucht van verlichting door de zaal wanneer er uit de mond van een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (een nagespeelde medewerker vanzelfsprekend) eindelijk een zinnetje klinkt zónder die blafferige boventonen van ‘daar is het gat van de deur’. Iemand zegt ten langen leste iets verlossends. Iets liefs zelfs. Hoewel het op zichzelf nog vrij formeel klinkt. Iemand zegt namelijk dat ‘we’ er alles aan gaan doen om de aangesprokene, Saman Amini, hier in Nederland op te nemen en hem daartoe aan de vereiste wettige papieren te helpen.

De stille scène speelt zo ongeveer op driekwart van de in twee uur voorbijzoevende toneelavond. En ze werkt als een ware opluchting. Hè, hè, een rustgevend woord. Een kleine oase van vriendelijkheid. In een avond die een gelukkig-makende mengeling biedt van standup en documentaire, van leerstuk en real-life. Gemaakt door drie jongens uit drie windstreken (Bosnië, Iran en Syrië). En door hun regisseur (ook uit Bosnië). Gevieren weten ze verdomd goed waar ze het over hebben. Want het is boven alles hun eigen verhaal dat ze hier komen vertellen. Niet larmoyant opgeklopt, maar met de swingende twist van hun verbeeldingskracht. Het levert sterk toneel op.

In de titel komt alles samen. Nobody home is vooreerst de kern van de slotmonoloog van Vanja Rukavina, die onder de huid van zijn moeder kruipt en uit zijn en haar tenen de kracht haalt voor de wijsheid dat een vluchteling, een immigrant, een asielzoeker – you name it – altijd het eigen huisland nog ruimschoots in de bloedbanen en in het dna heeft. Dus: hoe lekker de uiteindelijk en met veel moeite verworven Hollandse doorzonwoning ook mag passen als een warme trui, het échte thuis is ver weg en bovendien wreed uit de onvrijwillige nomade weggesneden. Nobody home is ook de song van Roger Waters van Pink Floyd uit de cyclus The Wall – ‘I’ve got wild staring eyes / And I’ve got a strong urge to fly, but I got nowhere to fly to’.

De drie jongens die hier de lampen uit het lichtplafond staan te spelen (naast de Bosnische Rukavina zijn dat Majd Mardo uit Syrië en Saman Amini uit Iran) zijn allemaal in 1989 geboren, net als hun regisseur Daria Bukvić. Toen de geschiedenis van de ‘korte’ twintigste eeuw zou zijn opgehouden en toen de hunne begon. Een geschiedenis die op hun derde, hun achtste en hun elfde een vluchtgeschiedenis werd. Midden in de jaren waarin voor veel mensen dat thuisloze Europa ontstond, waar we nu alles vanaf weten. Of liever: dénken te weten.

De tomeloze theateravond over die vluchtgeschiedenis is onder meer zo licht verteerbaar omdat de acteurs en hun regisseur hun voorstelling rijkelijk hebben gekruid met de absurditeiten die nu eenmaal aan vluchtgeschiedenissen kleven – van de weinig verheffende varianten van racistische beledigingen tot de stuiplachverwekkende sitcoms waarin asielzoekers niet zelden belanden. Een van de hoogtepunten van dat laatste is de hilarische act waarmee antwoord wordt gegeven op de knellende vraag of je een grotere kans maakt op een verblijfsvergunning wanneer je je voordoet als homoseksuele jongen uit een islamitisch land.

Er klinken sterke teksten (van de drie jongens zelf, met een bijdrage van onder anderen Simon Weeda), er is een eenvoudige maar effectieve vorm gevonden (Dymph Boss en de Palestijnse lichtkunstenaar alaa minawi) en de regisseur had een werkzame coach (Eric de Vroedt). Maar boven alles staan hier drie hoogbegaafde toneelspelers die een gedenkwaardige avond Vergnügen bieden in de Brechtiaanse betekenis van dat woord – een grijnslach met hoge urgentie.

P.S. Alle geplande avonden in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Haarlem en Tilburg zijn uitverkocht. Op 16, 17 en 18 januari 2015 zijn drie extra avonden gepland in het Amsterdamse Compagnietheater. De voorstelling wordt zo goed als zeker in het najaar van 2015 opnieuw gespeeld.

[Sterren toegekend door redactie]

Foto: Casper Koster