Wie groots geleefd wil hebben, moet groots sterven. Wie een martelaar wil worden (en wie wil dat niet?) moet voor een hoger doel zijn gestorven. Dat is de overtuiging van de meeste personages in Niets is onmogelijk, door een Vlaams gelegenheidscollectief bestaande uit spelers van Olympique Dramatique, Lazarus en Toneelhuis. En dus kiezen ze een ongelukkige – want werkloze – man uit als beoogd martelaar. Dat hij eigenlijk helemaal niet dood wil is maar bijzaak in deze zwart-vrolijke deurenkomedie.

De makers hebben de voorstelling gebaseerd op het stuk De zelfmoordenaar, in 1928 geschreven door de Rus Nicolaj Erdman, tijdgenoot van Gorki, Stanislavski en Meyerhold. Het enigszins absurdistische stuk leverde met zijn ridiculisering van ideologieën openlijk kritiek op het Stalinistische regime. Hierdoor werd Erdman het werken en leven moeilijk gemaakt en waarschijnlijk (de geschiedschrijving is hierover niet eenduidig) werd hij gearresteerd en verbannen naar Siberië.

Behalve kritisch was De zelfmoordenaar ook erg humoristisch, met groteske personages en ridicule uitspraken, zo als ‘de kracht van het schot zit in de kogel’. Kortom, een snoepje voor de liefhebber van de betere klucht, dat de makers van Niets is onmogelijk zich goed laten smaken.

De plot ruw geschetst: een werkloze man, Semjon Semjonovitsj Podzekalnikov, verdrietig en gefrustreerd omdat hij al een jaar van het salaris van zijn vrouw leeft, wordt door de mensen om hem heen gezien als een potentiële zelfmoordenaar. Dit zet hem aan het denken: zal hij daadwerkelijk zelfmoord plegen? Op dat moment zien anderen kans om van zijn dood te profiteren: ze vragen hem of hij ze in zijn afscheidsbrief wil noemen. Hij wil immers toch niet dat zijn dood voor niets is geweest? Bovendien: de jeugd heeft geen idealen meer, dus we hebben behoefte aan dode idealisten! De slager, de idealist, de tragische vrouw en allerlei andere schimmige types bieden Podzekalnikov een schitterend afscheidsfeest en een luisterrijke begrafenis aan. Maar ach, de sufferd wil toch maar liever niet dood en haalt zich daarmee de woede van de hele meute op de hals. Uiteindelijk wordt hij levend in zijn kist gestopt, alwaar hij verliefd wordt op zijn voeten.

De makers van Niets is onmogelijk hebben er in de beste de traditie van de klucht een waar deurendrama van gemaakt en laten die her en der geplaatste deuren op het toneel zelfs dansen. Naast de prachtig sobere vormgeving is ook het spel aanstekelijk en virtuoos. Geert van Rampelberg is aandoenlijk als de onnozele Semja die wanhopig probeert er het beste van te maken, Ruth Beekmans is weergaloos als zijn botte, neurotische vrouw en eigenlijk spelen allen op het scherpst van de snede.

Een fijne toneelavond dus, maar toch knaagt er iets. Dat heeft te maken met de inhoud: zo ontzettend interessant is dit stuk niet. De aanpak van de makers, die twee jaar geleden nog tot een vlijmscherpe versie van Tsjechovs Oblomov leidde, werkt hier minder goed omdat de personages en de thematiek minder interessant zijn. ‘Het leven is als een neus, je moet eruit halen wat erin zit!’ roept Semja net voordat hij zich doodschiet. Helaas blijkt in de neus van Niets is onmogelijk toch niet zo heel veel te zitten.

(foto: Frieke Janssens)