Aan het tafeltje links is een vrouw geconcentreerd bezig met haar haakwerkje, vlak voor ons bladert een andere vrouw ogenschijnlijk verveeld door enkele tijdschriften. Verderop zit nog een groepje mensen, af en toe passeert er iemand. In de keuken worden de laatste smetten van het aanrechtblad gepoetst en de schone borden weer op hun plaats gezet, klaar voor de dag van morgen.

We zitten op een geïmproviseerde tribune in de grote centrale ruimte annex restaurant van zorgcentrum De Dilgt in Haren, allemaal uitgerust met een koptelefoon waarop in een loop sferische klanken tot ons komen. Dan horen we een stem. ‘Raf was zeventien jaar toen hij plots overleed’, horen we. Zijn geest waart nu door het verzorgingstehuis, ‘eeuwig jong’. De bewoners kunnen hem niet zien en niet horen, ’terwijl hij nog zoveel had willen zeggen.’

Zo begint Niemand is hier eenzaam, een coproductie van Festival Jonge Harten en PeerGrouP. Van tevoren had ik me nogal verbaasd over de locatie en aard van deze voorstelling. Wat doet een voorstelling over ouderen in een festival dat zich in de eerste plaats richt op jongeren? Maar na die proloog is die verbazing goeddeels verdwenen. Gelijk Damiel en Cassiel uit Der Himmel über Berlin blijkt Raf onze gids in het verborgen rijk der gedachten. En die gedachten hebben niets met leeftijd te maken.

In de prachtige tekst van Herman van de Wijdeven verbindt Raf, gespeeld door Thomas Höppener, heden met verleden en maakt hij ons deelgenoot van zijn herinneringen aan zijn moeizame kinder- en puberjaren. De vrienden en vriendinnen van weleer zijn nu oud en de dagen moe, maar via hem krijgen ze weer een stem. En dan blijkt het in Lena’s lijf nog steeds te gaan stormen als ze Dirk ziet en fantaseert ze over hoe hij haar liefdevol uitkleedt en haar ‘rimpelige schimmelvel’ streelt. Met die fantasieën moet ze bij haar dochter niet aankomen; die vindt ze ongepast voor een vrouw van haar leeftijd.

Zo leren we meer mensen kennen. Zijn goede vriend Diede bijvoorbeeld, die veel te jong naar de oorlog moest, een oorlog die hem voor het leven tekende. Dat uitte zich vooral door zwijgzaamheid, maar de laatste tijd bezweert hij die traumatische tijd juist door veel te praten.

Raf vroeg ons in het begin ‘mee te wiegen op de trage dagen hier’, maar dat lukt amper, omdat hij voortdurend de stilte doorbreekt met zijn aangrijpende verhalen. Over Zwaan die wel wil huilen maar het niet kan. ‘Ongehuilde tranen worden zwaar, die zakken in je benen.’ Of neem An, die zich voortdurend ophoudt bij een boom. Omdat haar man zou terugkomen als vogel.

Af en toe wordt Raf meer dan een doorgeefluik van andermans gedachten en wordt hij de verteller van zijn eigen, korte levensverhaal. Dan blijkt hij een schuw en eenzaam jongetje te zijn geweest die één grote liefde heeft gekend: Lida. Ook zij zit nu hier haar dagen te slijten. De ontmoeting met haar leidt tot Rafs grootste ontboezeming: hij was zo aangedaan toen zij het uit had gemaakt dat hij roekeloos op zijn brommer de weg op was gescheurd. Met fatale afloop.

Voor de duur van de voorstelling zijn we getuige van de binnenwereld van de mensen in een verzorgingstehuis, gespeeld door de bewoners zelf. Het is prachtig, het is ontroerend, het is om stil van te worden. Thomas Höppener speelt Raf met precies de juiste distantie, waardoor het nergens larmoyant wordt. De zorgvuldige regie van Tamara Schoppert en de prachtige soundscape, die Jan Klug onder de teksten heeft gezet, doen de rest.

Net als halverwege de voorstelling klinkt er aan het eind een walsje. Waren het de eerste keer alleen de spelers die zich voorzichtig waagden aan wat danspasjes, nu wordt ook het publiek uitgenodigd mee te doen. En zo vult zich langzaam de speelvloer met zachtjes wiegende mensen.

Toch nog. Al is het voor een laatste wals.

Foto: Reyer Boxem