Next day is de vierde voorstelling waarin het Vlaamse productiehuis Campo onderzoekt hoe volwassenen kijken naar kinderen op het toneel. Na Josse De Pauw, Tim Etchells en Gobsquad is het nu aan de Franse theatermaker en beeldend kunstenaar Philippe Quesne om in het Gentse Campo een voorstelling te maken met kinderen. Maar Next day, dat afgelopen juni in première ging tijdens Theater der Welt in Mannheim, verbluft minder dan de eerste voorstellingen in de reeks.

De dertien kinderen in Next day zijn tussen de acht en elf jaar en voordat de voorstelling ‘echt’ aanvangt, zitten ze verspreid over het toneel. Een groepje speelt met de overheadprojector die kindertekeningen toont, anderen hangen in de wand van schuimblokken op het rechter toneel. Als het publiek, dat overigens maar dunnetjes bezaaid is op deze openingsdag van Festival Noorderzon in Groningen, plaats heeft genomen verdwijnt de meute van het toneel en valt een black-out. Daarna komen de dertien één voor één via de hoge schuimwand op, ieder met een eigen instrument. Gitaar, drums, synthesizer, viool, klarinet, cello, vele instrumenten zijn vertegenwoordigd en worden ingeplugd. Een volledig orkest vormt zich en speelt; op aangeven van de kleinste dirigent ter wereld haken de muzikanten één voor één aan.

Het is het geordende begin van een voorstelling die ook regelmatig kopje onder gaat. We zien dat wel vaker bij de voorstellingen van Quesne, soms zijn ze ronduit briljant zoals zijn eerste producties L’éffet de Serge of La mélancolie des dragons. Dikwijls ook verzanden zijn geestige ideeën in het niets. Het niets dat Quesne bewust opzoekt, want in die eenzaamheid verdrinkt de mens. Quesne verbeeldt die vol ironie, maar ironie kan ook verlammend werken. De Franse kunstenaar, die beelden met muziek en taal mengt, beweegt zich voortdurend op die grens.

Zo ook in Next day, dat bij vlagen net zo geniaal is als de uitvinder van de jonge cast, een blond manneke dat in zijn wildste fantasieën de wereld redt met dubieuze methodes. Geniaal is ook de context van het kinderkamp, waarin de kinderen niet alleen worden klaargestoomd tot de helden van hun eigen boze dromen, maar ook tot de redders van de mensheid. In dat kamp wordt veel gemusiceerd en vormen de kinderen steeds opnieuw groepen, soms in een veel te krap opblaasbad, soms achter een muur van schuimblokken. Boven hun hoofden op het achterdoek, tussen het beeld van een aantal povere flats, voorziet Quesne de activiteiten van de kinderen via geprojecteerde teksten van commentaar. Dat levert een spannende gelaagdheid op, die de volwassen toeschouwer regelmatig doet grinniken.

Maar er zijn ook magere scènes. De consumptiemaatschappij wordt teveel uitgekauwd en ook de demonstratieve interactie met het publiek, waarin de kinderen met de schuimblokken een gevecht aangaan met de toeschouwers, leidt af. Al doet het publiek gretig mee en refereert die keuze naar het soort jeugdtheater waarin zo vaak wordt gegrepen naar interactieve middelen. Waar het Quesne echt om gaat is het tonen van de verantwoordelijkheid die al op de schouders van de jonge nog onbezorgde bende drukt. Next day herbergt dat relevante thema wel degelijk, maar mist ook scherpte.

Foto: Martin Argylogro