Het is zo’n beetje het handelsmerk van de Iraanse toneelschrijver Nassim Soleimanpour: toneelteksten laten opvoeren waarvan de acteurs het script van tevoren niet hebben ingezien. Na zijn doorbraakstuk White Rabbit Red Rabbit (2010), dat wereldwijd meer dan duizend keer gespeeld is en vorig jaar nog door Toneelgroep Maastricht werd opgevoerd, was een paar jaar geleden in Nederland zijn stuk Blank te zien.

Nu is op Noorderzon zijn Nassim te zien, elke avond opgevoerd door een andere (Groningse) acteur. Onvoorbereid betreden ze het speelvlak, ongewis van hetgeen ze te wachten staat.

Er is één groot verschil met de opvoeringen van White Rabbit Red Rabbit: Soleimanpour is er nu zelf bij. Indertijd mocht hij Iran niet verlaten. Hij had het stuk de wereld rondgestuurd waarna het aan zijn zegetocht kon beginnen. Maar nu hij Iran heeft verlaten en in Berlijn woont is hij in staat zichzelf een plek te geven in de voorstelling. In Iran worden zijn stukken nog steeds niet gespeeld.

En dat doet pijn. Hij wil in zijn moedertaal kunnen schrijven voor een publiek dat diezelfde taal spreekt. Door die gespletenheid is onthechting is een belangrijk thema in Nassim. Het woord betekent briesje in het Farsi (de officiële taal van Iran) en hij vertelt (of beter: laat acteur Theo de Groot het vertellen) dat zijn moeder hem die naam heeft gegeven omdat ze voorvoelde dat hij zou uitwaaien. Dat deed hij, maar niet van harte. Hij mist zijn vaderland, hij mist zijn moeder. Hij koestert zijn liefdevolle herinneringen. Aan dat prachtige verhaaltje over Beer dat mama almaar voorlas, bijvoorbeeld.

Je zou Nassim kunnen zien als een poging om zich via de taal te verzoenen met de spagaat waarin Soleimanpour zich bevindt. Taal, dat wonderbaarlijke fenomeen dat mensen zowel kan verzoenen als tegen elkaar opzetten. ‘Ook een verhaal is als een briesje’, horen we. ‘Het kan uitgroeien tot een orkaan’.

Om nader tot elkaar te komen zullen we dus eerst elkaars taal moeten leren. En zo leert Theo de Groot een paar woordjes Farsi, waarna ook enkele vrijwilligers uit het publiek zich in die vreemde taal proberen uit te drukken. ‘Yeki bood, yeki nabood’. Vrij vertaald: ‘er was eens…’ Het begin van elk sprookje.

En een sprookje wordt het. Als er met enkele simpele zinnen in het Farsi een verhaaltje kan worden verteld, krijgen we op een scherm de zoete jeugdherinnering aan het plaatjesboek met Beer te zien. Als dan ook nog zijn moeder in Iran gebeld wordt en wat onbeholpen zinnetjes te horen krijgt, is het sprookje compleet.

Ondanks, of misschien wel juist dankzij, zijn speelse vorm is Nassim een even ontroerende als aangrijpende voorstelling. Over gemis, over ontheemd zijn. Maar ook over de kansen die er zijn als we bereid zijn naar elkaar te luisteren, als we elkaars taal leren spreken.

Foto: David Monteith