Wie een dierbare in een verzorgingstehuis heeft, herkent tijdens de voorstelling Nachtwacht direct het staccato taalgebruik uit een zorgdossier. Iedere dag weer nieuwe, korte notities over hoe verzorgenden en verpleegkundigen een bewoner aantreffen, welke handelingen ze verrichten, hoe die zorg wordt ontvangen en met welk gemoed ze iemand achterlaten: werkt vriendelijk mee, is aan het dwalen, was aan het mopperen, kreeg avondzorg, prik, pil, boterham, tot de bestelde steunkousen en de soort ontlasting aan toe. Dat het toneelschrijvers Rik van den Bos en Marieke van Veen, samen met regisseur Guy Weizman en 27 performers op toneel, is gelukt van zo’n administratief zorgdossier overweldigend totaaltheater te maken, mag het wonder van Groningen heten.

Grootste troefkaart is acteur Jack Wouterse die als wit uitgelicht, stervend heerschap het magistrale middelpunt vormt van deze drieëneenhalf uur durende, muzikale danstheatermarathon. Samen met zes acteurs van NITE, zes dansers van Club Guy & Roni, zes muzikanten van HIIIT en Asko|Schönberg en acht net afgestudeerde zangers van NKK NXT (het jonge ensemble van het Nederlands Kamerkoor) probeert Wouterse (als Gerrit Tromp) vanuit zijn tollende beddenboot te aanvaarden dat hij de onstuimige overtocht moet maken naar het hiernamaals, terwijl zijn zoon, dochter, kleindochter en veel verplegend personeel alle (familie)banden en (mantel)zorg op spanning zetten. Het resultaat: een broeierige draaikolk van verzorging, verwarring, vereenzaming, verdriet, verwijten, verbijstering, vergeten en vertwijfeling, die na de pauze overgaat in een bloemig aangeklede dodendans (choreografie: Roni Haver) – of beter een lucide raveparty.

Van den Bos vertrekt met partner Van Veen vanuit het zorgdossier over de laatste levensjaren van zijn eigen opa; hij wist het los te weken uit een archief waar deze gegevens tien jaar worden bewaard. Alle dagelijkse observaties in de derde persoon over ‘Dhr’ vormen het ritmische raamwerk van Nachtwacht: een zakelijk spervuur van zorgkaartjes, huiduitslag, valgevaar, verzet, drang en dwang. Hoofdverpleegkundigen Mandy en Ronald, scherp en alert vertolkt door Nimuë Walraven en Olaf Ait Tami, spinnen samen met een trits dansers als overig zorgpersoneel een net van routinehandelingen rond de zojuist opgenomen man, die zijn vrouw verliest aan een verdieping lager – bureaucratie rond zorgindicaties – en later aan een hersenbloeding.

En dan komt het zorgcircus en de familiecrisis op stoom. Met zijn volle lichaam in een ziekenhuispyjama maakt Wouterse een slalommende zeiltocht-in-slow-motion naar ‘de overkant’. Niet voor niets dobberen papieren bootjes als rekwisieten op zijn bed en zingt zijn kleindochter (kittig gespeeld door Sarah Janneh) regelmatig ‘schipper mag ik overvaren, ja of nee?’.

Bien de Moor maakt van de zich altijd wegcijferende dochter Bianca een ontroerend karakter dat zich laat vastpinnen in haar dienende vrouwenrol. Sanne den Hartogh (die na deze tournee NITE inruilt voor ITA) gedraagt zich als zoon Leon precies zoals veel cijfermatig denkende mannen gewend zijn taken te delegeren. Ook die rolverdeling blijkt voor velen herkenbaar. Onderwijl kampen ze met onuitgesproken jeugdleed over het met drank overgoten patriarchale gedrag van hun vader, waarvoor ze eigen kroost hopen te behoeden. Kleindochter Roxanne komt als eerste in verzet door het bespreekbaar te maken.

Deze toneelmatige familiebanden geven reliëf aan het verder bijna swingende, soms hilarische zorgcircus rond het sterfbed van ‘Dhr’. Weizman weet dans, muziek en spel naadloos te mengen tot een zinderende koortsdroom die realistisch begint, als opname in een verzorgingstehuis en alles wat daarbij aan (mantel)zorg komt kijken, en zich al snel ontpopt tot een onstuimige draaikolk richting levensuitgang. Niels Meliefste bespeelt een glazen klokkenspel aan bed en trommelt op buizen en ladders. Violisten snerpen over hun snaren als onheilspellend piepende apparatuur. Koorleden zingen hartenkreten en klaagliederen. Acteurs heffen ontroerende songs aan over smachten naar genade.

Te midden van al deze drukte rond een tergend stervensproces vormt Wouterse als ‘Dhr’ de vleesgeworden ontreddering: van spookverschijning tot delirium, hij vertolkt het allemaal. Eerder speelde hij in Bloedkoraal (2021), met livemuziek van het accordeonduo Toeac, ook al een man die onderhandelde met de dood. Vanwege rugproblemen zat hij toen in een stoel. Nu dwaalt hij op, over en rond zijn bed, voortdurend in conclaaf met Hermes, een intrigerend personage dat hem jent met levendige plaagdromen over vroeger.

Wanneer ‘Dhr’ wordt gekweld met vragen waarom hij zich wel fysieke zaken herinnert zoals de stof van huiskamergordijnen maar geen emoties, gevoelens, zwaktes of pijn en er daarom geen excuses voor kan aanbieden aan zijn kinderen, vraagt Hermes of hij nog iets wil zeggen voor hij gaat. Bram van der Heijden maakt van Hermes een spannend karakter, dat zich ontpopt van schoonmaker via lid van de nachtwacht tot verleidelijke barfly, die hem in de verte de Elysese Velden wil laten zien.

Zoals sterven soms een krachttoer kan zijn, zo is deze voorstelling dat ook. Maar ondanks de overvloed aan uitzinnige beelden, blijft Nachtwacht herkenbaar. Zo bleek ook in De Nieuwe Kolk in Assen, waar de marathon direct na de première in Groningen op een zaterdagavond van het podium gutste. ‘Zo herkenbaar’, zeiden mensen in de pauze tegen elkaar: iemand in een rolstoel, een ander zonder benen. En een derde man met nekbrace zei zachtjes tegen zijn vrouw dat hij hoopte nooit zo angstig te worden als het heerschap waar Nachtwacht om draait. Stiekem hopen we dat natuurlijk allemaal. Zoals we ook een lieve, toegewijde nachtwacht om ons heen wensen, als het eenmaal zo ver is.

‘Zielen moeten een lange weg afleggen voordat ze bij hun bestemming in de onderwereld aankomen. Als ze daar al ooit aankomen…’ zegt Hermes wanneer de hartslag af- en morfine toeneemt. ‘Misschien is het iets om bang voor te zijn’, filosofeert hij als hij met zijn drijvende mensenvracht steeds dichterbij de velden vol bloemen komt. ‘Is het als vallen, in een zwart gat, maar dan eindeloos en koud en moederziel alleen. Misschien is het reden tot paniek, tot gejammer en geweeklaag. Tot doodsangst en tot het smeken om nog even te mogen blijven. (…) Maar misschien is het daar wel fijner dan hier. Zou kunnen toch? (…) Misschien is het niet te verklaren vanuit de levenden. En gebeurt het in een wereld die die van jou overstijgt.’ Dan eindigt het dossier: ‘Geen koffie meer brengen. Stop de documentatie.’

Foto’s: Andreas Etter