De nachtclubs mogen nog niet open. Toch wanen we ons tijdens Nachtraven even in een ontspannen danssalon. Met vereende krachten hebben ISH Dance Collective en Het Balletorkest de 700 m2 van het Transformatorhuis op het Westergasterrein in Amsterdam weten om te bouwen tot een relaxte, sfeervolle uitgaansclub. Vanachter salontafeltjes kijken we uit op een kleine dansvloer van 5 x 5 m2. Daarachter zit de koper- en slagwerksectie van Het Balletorkest klaar om ons de voorstelling in te blazen. De tafellampjes kleuren zelfs mee met de afwisselende sfeer: van wit via black-light naar gedempt blauw en geel.

Regisseur Marco Gerris wil met Nachtraven meer laten zien dan alleen een energieke reeks breakdance-moves op verrassend jazzy en dansbare klassieke muziekcomposities (van Igor Stravinsky en Francis Poulenc tot Kurt Weill en Edgar Varèse). Gerris wil zonder tekst een actueel verhaal tot leven wekken over de verwarde reactie van een man (BBoy Arnold Put) op een onverwacht stilvallende wereld. Put (met uitgestoken hand) wordt met een reeks ellenboog-groeten door vijf dansers van het podium gewerkt. Hij kan zijn geknakte armvleugels niet meer uitslaan en belandt eenzaam aan een salontafeltje. Daar zuipt hij zich lam.

Gelukkig zuigen de beats van een dj, brutaal swingende blazers en een r&b song van een nachtclubzangeres hem weer het nachtleven in. Langzaam durven de dansers weer te tollen, te flippen en te freestylen, zij het soms met fysieke afstand op toch die spaarzame 25 m2. Daar gaan ze ook nog de dialoog aan met solomuzikanten op harp en dwarsfluit en soms sijpelt er zelfs yoga-motoriek doorheen, als verwijzing naar het vinden van een nieuwe balans in tijden van corona.

Dat Gerris een verhalende lijn kiest, maakt wel dat de dansers nogal doorschieten in hun gezichtsmimiek. Mimisch acteren is niet de sterkste kant van dit soepel bewegende zestal. Zeker in het eerste, meer zwaarmoedige gedeelte, zoals op het spannend geagiteerde ritme van Robert Maggio’s Revolver, druipt de tragiek te veel van de tronies en wordt Nachtraven overgoten met kinderlijke gesticulaties.

Maar wanneer de vier mannen en twee vrouwen de dramatiek in hun dansmotoriek leggen, gaat het stukken beter. Dan past hun pantomime bij het ritmisch op slot zetten van gewrichten, bij de isolaties van spiergroepen en de freezes op één hand. Zelfs de clowneske motoriek van het trio Thomas Krikken, Tyrone Menig en Oscar Starink pakt fraai uit op het schelle gebluf van Varèses fluitsolo Density 21.5.

De koper- en slagwerksectie van Het Balletorkest breidt zich na de intro uit met houtblazers zoals fagot, hobo, dwarsfluit en klarinet. Dit achttienkoppig ensemble lijkt met de swingende repertoirekeuze soms bijna op een lichtvoetige bigband, met ook nog een verrassende vibrafoonbewerking van Killing Me Softly, warm gezongen door de 24-jarige Noa Koch. Zij is de dochter van musicoloog en componist Jan Pieter Koch, die net als bij Nachtraven ook betrokken was bij een eerdere familievoorstelling van ISH en het Balletorkest: Creatures. Dat betaalt zich uit: breakdansers en musici zijn goed op elkaar ingespeeld. En zo creëren ze samen in de industriële ruimte een schemeruurtje met intieme sfeer.

Foto: Sjoerd Derine