Als een vrolijk, etnisch gemêleerd boybandje zingen Kevin, Floyd en Dwayne dat ze naar Paramaribo gaan. Een opgewekt dansdeuntje dat het niet slecht zou doen op het Songfestival. Maar is het wel zo’n goed idee om naar Suriname te gaan? Is het misschien niet beter om dromen te koesteren dan ze te verwezenlijken. Het zou wel eens tegen kunnen vallen.

Floyd is een keurige jongen uit het welgestelde Aerdenhout, met een eigen kamer en een hoop houten speelgoed. Maar hij werd wel door zijn ouders naar een school in de Haarlemse volksbuurt Schalkwijk gestuurd om te zien hoe men het aan de andere kant van de welvaartsgrens doet. Daar merkt Floyd dat hij zich aangetrokken voelt tot leerlingen met een zonniger achtergrond dan de Nederlandse. Hij wordt vooral verliefd op de Surinaamse en Antilliaanse sfeer, ook al weet hij niet precies wie nou wat is. Daar wil hij bij horen. Als hij later bevriend raakt met twee Surinamers, die net als hij op jongens vallen, heeft hij intuïtief zijn koffers al gepakt. Hij wil naar Paramaribo en die twee vrienden moeten mee. Die twee hebben in het openingslied enthousiast met hem meegezongen:

En ben je queer? Dat maakt niet uit
Men heeft er vrede mee
Die liefde is daar heel gewoon
Je volgt je hart – dat is OK 

Maar of dat coupletje wel helemaal klopt, weet Kevin niet. Hij is op zijn negentiende naar Nederland verhuisd, omdat hij Suriname te beklemmend en bekrompen vond. Met een paar honderdduizend in een kast. Iedereen weet alles van elkaar of denkt dat ze het weten. Met regels hoe je moet leven, geschreven en vooral ongeschreven regels. En altijd maar blijven stralen, ongeacht hoe je je verder voelt. Kevin wil niet alles weglachen, zeker niet wat eigenlijk belachelijk is. En Floyd moet echt niet denken dat in Suriname homoseksualiteit zo makkelijk door iedereen geaccepteerd wordt.

Terwijl de twee zich rechtstreeks in stand up-monologen tot de zaal richten – wat een deel van de voorstelling wel een statisch karakter geeft – maakt Dwayne zich op de achtergrond op voor een grote kapspiegel. Hij wil meer zijn dan die ene Dwayne en vindt in zijn ruime kledingkast meerdere gedaantes. In de ene jurk playbackt hij ‘Dame uit Suriname’ van Cherry Wijdenbosch, en in een andere creatie en op schoenen met pijlhakken zingt hij vurig mee met de Israëlische transgender Dana International die met ‘Diva’ in 1998 het Eurovisie Songfestival won. Hij verzwikt zich daarbij lelijk. Bij zijn derde transformatie, naar een oorspronkelijke bewoner van Suriname, wordt de sfeer in het vriendenclubje steeds grimmiger.

Want zit Suriname wel te wachten op zo’n witte black man’s friend? Is Floyd werkelijk wel solidair met de Surinamers, die hem een koloniaal schuldgevoel aanpraten? Wat hem betreft moet er gewerkt worden, ook door de geknechte volkeren. Juist aan onderdrukking kun je volgens Floyd energie ontlenen. En wil Kevin echt wel terug naar een land waar Bouterse nog steeds heel populair is en waar werkelijke tolerantie ver te zoeken is?

Het vrolijke sfeertje uit het openingslied is dan helemaal verdwenen. Rob de Graaf heeft een prachtige tekst geschreven over de botsing van waarden en de verschillende invalshoeken van waaruit je Suriname kunt bekijken. En voor al die uiteenlopende opvattingen heeft hij de perfecte stemmen gevonden. Floyd Koster speelt de fladderhomo met veel flair, humor en arrogante nuchterheid, Kevin Klein weet zijn heen-en-weer-strijd tussen liefde en weerzin voor Suriname prachtig uit te spelen, terwijl Dwayne Toemere zijn fragiele personage een enorme zelfverzekerdheid mee weet te geven.

Toemere is de vervanger van Anil Jagdewsing, die afgelopen lente plotseling is overleden. Rob de Graaf, de huisschrijver van De Gemeenschap, schreef toen nog aan Naar Paramaribo met de verhalen en het leven van Jagdewsing in het hoofd, zoals hij ook de verhalen van de twee andere spelers gebruikte in zijn tekst. Jagdewsing is in Zaandam geboren, verhuisde naar Suriname omdat zijn ouders heimwee hadden. Het gezin ging weer terug naar Nederland, omdat de kinderen in Suriname niet konden wennen. Wel reisde Jagdewsing regelmatig naar Suriname, waar zijn zus een huis had. Zijn verhaal paste dus perfect in de opzet van Naar Paramaribo.

Omdat Dwayne Toemere met andere bagage naar de cast is gehaald, heeft hij ook de inhoud van het stuk veranderd. Toch is Anil Jagdewsing wel degelijk aanwezig in de voorstelling. Kevin heeft het in een ontroerende scène heel uitvoerig over de waarde van vriendschap. Anil was een goede vriend van Kevin Klein, die het op de première niet droog hield in zijn monoloog en dat leek niet gespeeld.

Een vriend geeft je goede raad – maar hij neemt het je niet kwalijk als je je daar niets van aantrekt. Als een vriend belt, neem je altijd op. Een vriend onthoudt dingen over jou die jij zelf allang vergeten bent. Een vriend heb je altijd, voor dag en nacht, ook al zie je hem soms wekenlang niet. Zo’n vriend had ik, hier in dit land, in de stad waar ik woon. Ik had hem en ik heb hem niet meer. Twee paden lopen parallel, totdat een van die twee niet meer verder gaat. Vriendschap is sterk. De dood is sterker. En als het waar is dat ik besta door wat ik met een ander samen ben, dan besta ik nu iets minder.

Op de site van De Gemeenschap staat dat het theatergezelschap onder leiding van regisseur Roy Peters ‘eigenzinnig, actueel theater maakt dat onze cultuur een (lach)spiegel voorhoudt. Verbaal en fysiek, poëtisch en banaal, toegankelijk en “queer”.’ Elk woord in deze omschrijving gaat op voor de indrukwekkende voorstelling Naar Paramaribo. Aan het einde geven de drie personages in een kronkelig en toch strak bewegingsstuk, vorm aan hun vriendschap, ondanks de botsingen. IJzersterk.

Foto: Sanne Peper