‘In Frankrijk, Friesland en Finland, vriest het vreselijk vinnig’, dicteert taalprofessor Henry Higgins in zijn kantoor aan een nerveuse Eliza. Aan de zijlijn een geamuseerde kolonel Pickering; met hem sloot Higgins de weddenschap dit ordinaire bloemenmeisje in zes maanden om te kunnen toveren tot vooraanstaande dame die in adellijke kringen geen opvallend figuur slaat. Vooralsnog is het project weinig hoopvol. Eliza: ‘In Vrankrijk, Vriesland en Vinland, friest het freselijk finnig.’

My Fair Lady, gebaseerd op het toneelstuk Pygmalion van de Iers-Britse schrijver George Bernard Shaw, ging in 1956 in première in New York – en werd uiteindelijk de langslopende musical op Broadway ooit. Ook in Nederland kent My Fair Lady een uitgebreide opvoeringsgeschiedenis, sinds de musical in 1960 in Rotterdam in première ging met Wim Sonneveld, Margriet de Groot en Johan Kaart in de hoofdrollen. Die rollen worden nu gespeeld door Chris Tates, Esmée Dekker en Alfred van den Heuvel, respectievelijk professor Higgins, Eliza Doolittle en kolonel Pickering.

Dat My Fair Lady enigszins gedateerd is, vergeet je in deze frisse enscenering al snel. De voorstelling is duidelijk met bakken liefde en plezier gemaakt, en dat zie je terug over de gehele linie. Net als in Heerlijk duurt het langst legt regisseur Paul van Ewijk weer een groot gevoel voor humor aan de dag. Die humor zit niet alleen doorgevoerd in het aanstekelijke spel, maar ook in de steeds verrassende choreografie (Chiara Re) en de uitbundige kostumering (Arno Bremers). Zelfs de snedige vertaling van Seth Gaaikema uit 1960 staat (enigszins afgestoft weliswaar) nog als een huis.

My Fair Lady zit natuurlijk barstensvol dankbare personages – de een nog extremer dan de ander. Alleen al rondom de drie hoofdpersonages is het genieten geblazen: de sjiekdoenerij bij de paardenrace, de vuilbekkerij in het volkscafé en het harde leven van de straat dat die twee werelden combineert – bijpersonages en ensemble drukken een grote stempel op deze productie. Han Oldings is prachtig als Eliza’s vader Alfred, de dronkenlap die uiteindelijk tegen wil en dank gevangen wordt in de ketens der welvaart. De drinkebroersdanspassen in de groepschoreografieën in de kroeg en op straat moet hij vol beschonken weemoed vaarwelzeggen. Oldings geeft hem een mooi reliëf van treurigheid.

Ook Mrs. Higgins – zo’n beetje Alfreds tegenpool – krijgt van Sjoukje Hooymaayer gaandeweg steeds meer diepte. De stugge, bekakte dame laat zich vrolijk verleiden door het frisse nieuwe gezicht in haar leven. Goedgehumeurd sneert ze naar haar lompe zoon en kiest partij voor de toenemend geëmancipeerde Eliza.

Esmée Dekker wordt in eerste instantie wat weggespeeld door het opbiedende ouwe-jongens-krentenbrood-spel tussen Higgins en Pickering. Maar zoals ook in haar personage besloten zit: naarmate de voorstelling vordert, eist ze steeds meer ruimte op. Higgins (aandoenlijk walgelijk) en Pickering (aandoenlijk sympathiek) zijn lekker vet aangezet, dat maakt dat sommige omslagmomenten wat te veel uit de lucht komen vallen.

In een dynamisch decorontwerp van Marjolein Ettema – waar vooral met rijdende, draaibare panelen snel geswitcht wordt tussen uiteenlopende locaties als Higgins’ werkkamer, de paardenrace, de buurtkroeg of de balzaal – ontvouwt zich dan in prettig vlot tempo dit verhaal. Wat helpt voor dat tempo is hoe de liedteksten, net als de choreografie, niet alleen dienend zijn, maar vaak zo sterk in het plot verweven zitten – een verdienste van Alan Jay Lerner (tekst). Zowel op scèneniveau als in de muziek is My Fair Lady een vrolijke afwisseling van ensemblestukken, dialogen en duetten, en (meer spaarzaam) solistisch werk.

My Fair Lady speelt op het randje van karikaturale komedie en schreeuwerige protserigheid, maar blijft precies aan de goede kant van die lijn. Paul van Ewijk levert keurig werk af.

Foto: Roy Beusker