Harry Muskee, het hart en de ziel van Cuby + Blizzards, is dood. Nou ja, hij staat nog met één been in het aardse leven, maar verkeert ook al deels in het eeuwige leven, waar hij op zoek is naar de rustplaats van gitarist Robert Leroy Johnson, de ‘vader van de blues’. Muskee kan zijn idool niet vinden. Heeft hij soms een pakt met de duivel gesloten? Zodat Johnson een geniale gitarist mag zijn, maar dan wel het team van de duivel moet versterken?

Voor Dick van den Heuvel, scriptschrijver en regisseur van de musical Muskee – So many roads, zijn deze laatste minuten waarin de belangrijkste gebeurtenissen uit het leven van de stervende voorbij schijnen te schieten een ideale vorm om het leven van Muskee door te nemen. Van den Heuvel heeft er voor het gemak anderhalf uur zonder pauze van gemaakt.

Als we het over de blues van Muskee hebben, dan hebben we het over pijn en frustraties, en die worden in het verhaal helder opgesomd alsof het een medisch rapport is: moeder heeft Multiple Sclerose en de jonge Muskee is als enig kind tot haar vroege dood een soort mantelzorger. Daarnaast raakt zijn vader, die beroepsmilitair was, al snel uit beeld.

Maar de echte bluespijn zit natuurlijk bij de liefde, en Muskee is door aardig wat meisjes en vrouwen in de steek gelaten. Of dat nog niet genoeg is, heeft ook zijn muziekbroer, gitarist Eelco Gelling, hem verlaten en de (tijdelijke) overstap gemaakt naar Golden Earring. Tel die frustraties bij elkaar op en je hebt een verrekt mooi bluesrepertoire.

De ware bluessfeer is vooral ontstaan in de bouwvallige boerderij in Grolloo die Muskee in 1966 voor een paar tientjes per maand had gehuurd. De boerderij werd flink opgeknapt en werd een zoete inval voor veel binnen- en buitenlandse muzikanten, en, zoals Muskee vertelde: ‘Het was daar geen geheelonthouders groep.’ Dat laatste gold zeker toen Herman Brood als pianist de band aanvulde. Die uitbundige sfeer in Grolloo horen we terug op het album Groeten uit Grolloo en vooral in de hit Appleknockers Flophouse.

De boerderij is nu ingericht als het C+B Museum. Om goed in de stemming te komen voor de Muskee musical is een bezoek aan het zeer goed gedocumenteerde en smaakvol ingerichte museum in Grolloo, hét bluesdorp van Drenthe, of beter nog.. hét bluesmekka van Nederland, zeer aan te raden.

Een bezoeker op leeftijd kruipt achter de piano waar een bordje ‘Niet aanraken’ op staat en zingt een puike, doorleefde versie van ‘Window of my eyes’, het visitekaartje van Cuby + Blizzards. De beheerder van het museum haalt het bordje ‘Niet aanraken’ weg en filmt de muzikale bezoeker. Alleen de scherpe gitaarsolo van Eelco Gelling ontbreekt. Maar die is ‘s avonds wel te horen met gitarist Erwin Java, die zowel in Herman Broods Wild Romance als in een latere samenstelling van Cuby and the Blizzards heeft gespeeld.

De band van Erwin Java is een geweldige ondersteuning voor Erwin Nyhoff die de rol van Muskee speelt. Begin jaren negentig bestormde Nyhoff met zijn band The Prodigal Sons de Nederlandse podia. De band was een gevierde act op Pinkpop en Lowlands en speelde in het voorprogramma van Pearl Jam en Alanis Morisette. Daarna werd het stil rond Nyhoff, die met afwassen en kranten bezorgen het hoofd boven water moest houden, tot hij een tweede muzikaal leven kreeg als finalist van The Voice of Holland.

De zanger uit het Overijsselse Dalfsen heeft een accent dat in de buurt komt van de manier van praten van Muskee, maar had geen enkele acteerervaring toen Van den Heuvel hem voor de hoofdrol vroeg. Dat vond de regisseur geen enkel bezwaar want als frontman van een band acteer je ook en hij gaf Nyhoff de opdracht om zich op het theaterpodium net zo te gedragen als daarbuiten. Die ‘act naturally’-opdracht voert Nyhoff perfect uit. De man die ’s middags in het C+B Museum nog een praatje maakt met wat bezoekers is precies dezelfde man als ’s avonds op het podium. Nyhoff heeft zich het Cuby-repertoire eigen gemaakt, en de open doekjes, na vooral de nummers die de band rond 1970 speelde, bewezen dat het Drentse publiek hem helemaal als Muskee accepteerde.

De band van de jukebox-musical staat onder een afdakje op de binnenplaats van de Ondernemersfabriek op een bedrijfsterrein aan de rand van Assen. Geen gelikte plek en dat past precies bij het verhaal. De rest van de cast (en het publiek) moet in de openlucht de elementen trotseren. Vooral de scène van Muskee en Herman Brood (Jochem Smit) op het zeer hoge dak van een van de bijgebouwen, waarin wordt gepreludeerd op de dodelijke sprong van Brood vanaf het Hilton in Amsterdam, zag er door de stevige wind angstaanjagend spannend uit.

Van den Heuvel is ervan uitgegaan dat de flitsen door het hoofd van de stervende niet chronologisch zijn. Dat heen en weer schieten tussen scènes met zijn moeder, belastingschuld, jeugdliefde, bezoek aan een befaamde platenwinkel in Assen, luisteren naar het radiostation The Voice of America etc., maakt de voorstelling soms wat warrig. Dat komt ook omdat er een grote groep jonge amateurs uit de regio een plek in het verhaal heeft gekregen, wat soms een beetje lijkt op artistieke werkverschaffing. Ook had Van den Heuvel wel iets minder scheutig, of eigenlijk minder leutig, mogen zijn met grapjes over het dubbelleven van Johan Derksen (doortastend gespeeld Alfred van den Heuvel), die naast zijn werk voor Voetbal International een tijd de zaken van Muskee regelde en behoorlijk wat te stellen had met de kuren van de artiest.

Maar dat zijn allemaal kleine kanttekeningen bij een zeer geslaagde, sfeervolle show, die toch vooral een prettig aangekleed concert is geworden.

Foto: Rudy Leukfeldt