Regisseur Herbert Fritsch was lang acteur van de Berlijnse Völksbuhne, na een onderbreking van vijf jaar keerde hij terug bij het gezelschap, ditmaal  als regisseur en hoe! Zijn hilarische voorstelling Murmel murmel – onderdeel van Brandhaarden, de special van de Amsterdamse Schouwburg rond het werk van het Berlijnse gezelschap Die Volksbühne – toont niet alleen zijn hang naar experiment en abstracte theatervormen maar ook zijn grote liefde voor muziek.

Hoe maak je een voorstelling van een volledig abstract toneelstuk dat honderd zesenzeventig pagina’s lang het woord ‘Murmel’ herhaalt? Dat lijkt een onmogelijke opgave maar niet voor Herbert Fritsch, die met regelmaat klassiekers regisseert en daarnaast gretig in het crossdisciplinaire onderzoek duikt. In 1974 schreef Dieter Roth (een nazaat van de Fluxusbeweging) het toneelstuk Murmel, ooit beloofde Fritsch hem dat stuk te zullen bewerken. De belofte werd waargemaakt, veertien jaar na de dood van Roth greep Fritsch in 2012 de mogelijkheid aan bij zijn oude werkgever.

Om de repetitieve herhaling van Roth te theatraliseren haalt Fritsch alle middelen uit de kast. Roth’s murmelgebeden  krijgen vorm in quasi komische taferelen waarin wordt gedanst, gezongen, gemimed en geacteerd door een elftal flink gegrimeerde acteurs met pruiken in ouderwetse pakken en jurken, die eindeloos, met of zonder emotie, het woord ‘murmel’ herhalen. Een bonte parade van grotesk gespeelde acts met veel slapstick komt voorbij, perfect uitgevoerd door een op elkaar ingespeelde cast met enkele spelers van het gezelschap zelf maar veel meer nog van buiten de Volksbühne. Spelers die Fritsch ontmoette tijdens zijn ‘provinciale omzwervingen’ van de afgelopen jaren.

Murmul murmel is een doordachte variété en zit boordevol verwijzingen naar muzieknummers, muziekstijlen, kunststromingen, films, televisie en opera. Er wordt fysiek geacteerd, elk gebaar, elke overdreven aangezette gezichtsuitdrukking en elke val in de orkestbak is vastgelegd. Dit alles binnen een strakke regie, want als er iets is waar Fritsch zich aan vast houdt dan is dat het exacte ritme dat de vormgeving van Roth’s tekst afdwingt, die in zes kolommen is geschreven en soms woorden weglaat. Slim gedaan, iets moet tenslotte de basis zijn van deze banaliteit.

Alles draait om een nauwgezet ritme waar slechts minieme ruimte is voor improvisatie. Dirigent, componist en muzikant Ingo Günther bewaakt dat ritme op de voorgrond in de orkestbak, waar hij in de rol van bovenmeester, met een marimba, een synthesizer en een reeks tamelijk eenvoudige instrumentjes de soundscape voor zijn rekening neemt. Alleskunner Fritsch ontwierp zelf het decor. Gekleurde panelen schuiven horizontaal en verticaal voorbij, of zetten de spelers in een groter of kleiner perspectief zoals een camera dat doet. Ze bepalen dus zowel ruimte als ritme en hebben hun eigen scores. Niet dat ze de verkleedpartijen verhullen, die worden in de vorm van een schaduwspel (alweer een stijl!) zichtbaar onderdeel van de show.

Murmul murmul gaat over virtuositeit, over ambacht en muziek. In wezen is de voorstelling één grote, strak geënsceneerde schmierpartij; vermakelijk, hilarisch en vol consequente meligheid. Het spel, met zijn aanstekelijke werking, functioneert omdat het bepaalde wetten volgt. Elke ‘Murmel’ en elke stilte wordt per slot van rekening geteld. Het experiment dat Fritsch aanging met de tekst van Roth was niet zonder risico, maar het resultaat mag er zijn en smaakt naar meer. Murmel het voort!

Foto: Thomas Aurin