Het rondreizende dansfestival Moving Futures deed de afgelopen week Amsterdam aan. Op de openingsavond in Theater Bellevue was een interessante aaneenschakeling van installaties, voorstellingen en interventies te zien.

In 2014 lanceerden de (dans)productiehuizen Dansmakers Amsterdam, Dansateliers Rotterdam, Generale Oost Arnhem, Random Collision Groningen en DansBrabant Tilburg gezamenlijk het reizende festival Moving Futures, waarin de partners jong choreografisch talent een podium bieden en hun werk met een uitgebreid randprogramma ondersteunen.

Het zaalprogramma van de openingsavond in Amsterdam begint in mineur. De schaduw die over de avond hangt, wordt gelukkig niet onbenoemd gelaten door Suzy Blok, de directeur van Dansmakers Amsterdam: het is slecht gesteld met de ondersteuning van danstalent in Amsterdam. De toekomst van het productiehuis in de hoofdstad is ongewis nadat de subsidie door het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK) met meer dan 60 procent werd verminderd. Het Veem Huis voor Performance kreeg slechts 55 procent van het aangevraagde AFK-bedrag en besloot daarop 265 dagen per jaar dicht te gaan en dansgezelschap ICK stopte zijn talentontwikkelingsprogramma volledig nadat zij van het landelijke Fonds Podiumkunsten daarvoor geen subsidie kregen. Terecht wees Blok op de leemte die dit alles achterlaat in het Amsterdamse dansveld: het internationale talent dat afstudeert aan de dansopleidingen heeft geen andere mogelijkheid dan naar het buitenland uit te wijken.

Over internationaal talent gesproken: de eerste voorstelling van de avond, Third culture kid van Joseph Simon, verheft de multiculturele achtergrond van de maker/performer tot hoofdthema. Simon vertelt over zijn Frans-Nederlands-Duitse jeugd en zijn tweejarige verblijf in Japan en ondersteunt dit verhaal met de dansstijlen die hij in die verschillende landen heeft aangeleerd. Door overpeinzingen over de aard van taal en identiteit onstaat zo een mooie interactie: kan je dans en beweging ook als taal zien? Worden bewegingen net zo goed als taal beïnvloed door je culturele achtergrond – en in hoeverre is dat projectie van de toeschouwer (in een grappige anekdote vertelt Simon dat zijn Duitse vrienden vonden dat zijn breakdance-stijl typisch Frans is – terwijl hij in Frankrijk nooit breakdancete)?

Simon is een sympathieke performer die het publiek meteen op zijn hand heeft, en zijn fysieke beheersing is indrukwekkend. Wel is het jammer dat hij zijn dans bijna puur illustratief inzet: de belangrijkste betekenisdrager blijft de tekst, de choreografie is weinig gelaagd en vooral gericht op virtuositeit. Tevens is de slotscène een behoorlijke misstap: een projectie van een ellenlange brief vol herhaling waarin hij beschrijft hoe spannend hij zijn aanstaande vertrek naar Japan vindt.

Het is een vaker voorkomend probleem dat dansmakers niet genoeg lijken te beseffen dat goede tekst en tekstbehandeling net zo goed als dans talent en ervaring vereisen. Het steekt ook de kop op in het komische Your mother at my door van het Hongaarse collectief Timothy and the Things. De performance van Emese Cuhorka en László Fülöp gaat in de tekstscènes stevig de mist in vanwege de miserabele tekstbehandeling van de performers, die dan ook nog eens in hun tweede taal moeten spelen. De duidelijk grappig bedoelde ruzies tussen de twee ontlokken dan ook weinig respons bij het publiek.

Gelukkig is de choreografie zelf heerlijk weerbarstig en onvoorspelbaar. De intens geestige Cuhorka (bekend van HODworks, wier Conditions of being a mortal op het SPRING Festival van 2016 te zien was) heeft een perfect neutrale uitstraling en voert haar frases uit alsof ze door een onzichtbare hand bestuurd wordt, terwijl Fülöp de choreografie eerder met frisse tegenzin uitvoert. Vooral de unisono-passages in de performance leveren daarmee een hilarisch en vervreemdend contrast op.

De partners van Moving Futures vechten gezamenlijk voor ruimte voor nieuwe en experimentele dans. Het festival slaagt er uitstekend in de diversiteit te laten zien die het dansveld te bieden heeft.

Foto Your mother at my door: Thomas Lenden