Drie spelers, een verzameling woorden en negentig minuten speeltijd.  Veel meer legt de Ierse kunstenares Orla Barry in Mountain niet vast. Het maakt de performance tot een spannende ervaring.  

Midden op het toneel staat een groot wit rad van fortuin, met in zwarte kapitalen 57 mysterieuze woorden. Om de beurt zetten performers Derrick Devine, Marcus Lamb en Einat Tuchman het rad in beweging. Het woord waar het wiel stopt, is hun cue voor een bepaalde scène, bespiegeling, verhaal, klankassociatie, dans of lied. Bij het woord ‘Imitate’ bijvoorbeeld hoort een dansje waarbij de performers elkaars malle pasjes kopiëren, op ‘Hovel’ volgt een verhaal over een onweerstaanbare man in een smerig huis en na ‘Predict’ spelen de performers een scène waarin ze (tevergeefs) het volgende woord proberen te raden.

Door de structurerende rol van het rad verloopt Mountain niet via een vooropgestelde lijn of spanningsboog. De acteurs zappen samen met het publiek van de ene scène naar de andere. Afhankelijk van het lot levert dat een mooie opeenvolging of stevige breuken op.
De enge ontwikkeling die tijdens alle opvoeringen zichtbaar is, is dat de acteurs steeds vermoeider en gefrustreerder raken. Ze moeten zich immers onderdanig overgeven aan de genade van het wiel. Als – zoals bij de Nederlandse première – drie keer hetzelfde woord wordt gedraaid, spelen de performers ook drie keer achter elkaar dezelfde scène opnieuw. Elke draai aan het rad blijft daardoor spannend. Zeker omdat de bijna sadomasochistische overgave van de spelers na enige tijd het publiek ook gaat confronteren met enig sadistisch genoegen.

Tijdens herhaalde opdrachten wordt ook duidelijk dat Orla Barry ze tot in detail heeft uitgeschreven. De teksten bouwde ze nauwkeurig op aan de hand van klankassociaties, ritmes en herhalingen. Ook de vormgeving bestaat uit taalobjecten, waarbij zwarte letters in het maagdelijk witte decor om aandacht schreeuwen. Op houten borden staan zinnen als ‘Coming full circle’ en ‘Repeating the first two steps’. Acteurs hangen losse letters op die samen woorden als SMOTHER, ABYSS, WIND, SKIN en FATE vormen. Met de teksten wil Barry waarschijnlijk een extra betekenislaag aan de opdrachten toevoegen, maar ze reikt weinig sleutels aan om de losse woorden aan elkaar te knopen.

Wel duidelijk is dat Barry wil spelen met het contrast tussen het artificiële van de taal en het oorspronkelijke van materialen en lichamen. Ze verwerkt hiervoor enkele pure objecten uit haar huidige leven als schaapsherderin in het toneelbeeld, zoals een berg wol en enkele schapenvellen. En aan het eind van de voorstelling laat ze de performers alle tekst verbergen met witte lakens, terwijl Tuchmans lichaam alle controle verliest en overschakelt op ruwe, primaire bewegingen en klanken.

Barry lijkt ons met Mountain te willen wijzen op de spanning tussen teken en referent en op de rol van taal als structurerend, maar ook door toeval bepaald mechanisme. Heel origineel is het allemaal niet. De structuralistische filosofie en bijhorende voorstellingen zijn inmiddels toch ook al meer dan vijftig jaar bekend. Maar dat neemt niet weg dat het toneelbeeld er prachtig uitziet en dat het spel met het rad anderhalf uur lang blijft intrigeren. Het verbaast daarom ook niet dat het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten de vormgeving later dit jaar als installatie gaat tentoonstellen en dat de performers daar zelfs een paar uur durende versie gaan opvoeren.

(foto: Joeri Thiry)