ODD Continent heeft lef. Zonder vaste subsidiegever een grootschalige productie met 10 dansers, 12 zangers en 40 muzikanten maken en dan ook nog eens komen met ‘a brave new musical’.

Net als bij Homebody heeft artistiek leider Malcolm Rock daarvoor weer een indrukwekkende cast van gevestigd en aanstormend talent om zich heen verzameld. Opnieuw tekende Remi Wörtmeyer van Het Nationale Ballet voor de choreografie en speelt actrice en musicalster Céline Purcell de hoofdrol, terwijl het uit de as herrezen Orkest van het Oosten in de orkestbak zit. Wat kan er misgaan?

Nou, zo’n beetje alles.

Het begint bij de muziek van Chloë Charody. Musical en opera mengen geen moment in Morning Blossoms, maar worden simpelweg lukraak bij elkaar gegooid. De muziek stroomt daarbij over van oppervlakkig oriëntalisme, met slappe aftreksels van veel betere composities als Gilbert & Sullivans The Mikado en Puccini’s Madama Butterfly en Turandot. Charody schuwt bovendien geen enkel cliché of goedkoop effect, culminerend in de even voorspelbare als bombastische slotscène. Toegankelijk is de muziek zeker, op het banale af, memorabel allerminst. Daar kan zelfs het prima spelende Orkest van het Oosten niets aan veranderen.

Nog problematischer is het libretto van Rock. In essentie is het verhaal zeer eenvoudig en gebaseerd op de zeebeving bij Sendai die op 11 maart 2011 een tsunami veroorzaakte. Daarbij werd een school weggevaagd, een dorp zonder kinderen achterlatend. Wanneer na enkele weken de officiële zoektocht naar de kinderen wordt gestaakt, nemen de ouders onder aanvoering van de moeder van Sakura (Asuka) het heft in eigen hand en blijven doorzoeken, al was het maar om hun kinderen zelf te kunnen begraven.

In Europa denken we bij de zeebeving bij Sendai meteen aan de kerncentrale van Fukushima, maar Rock kiest in zijn libretto niet voor die nucleaire ramp, maar voor die andere, nog veel bekendere: de atoombom op Hiroshima. En dan gaat het mis. Osamu, de leraar van de klas kinderen die omkomt, raakt bij de naderende tsunami verlamd van angst doordat hij terugdenkt aan die lichtflits die het leven koste van zijn eerste geliefde. Hij overleeft beide rampen, maar wordt na veertig trouwe dienstjaren ontslagen als leraar. Tussen beide gebeurtenissen zit echter zeventig jaar, en hoewel het niet ongebruikelijk is in Japan dat ouderen lang doorwerken, is het zeer onwaarschijnlijk dat een negentigjarige nog de vaste onderwijzer van een schoolklas is. En zelfs als dat zo is, wat heeft hij dan in de tussenliggende decennia na de bom gedaan? Getreurd om zijn gestorven geliefde?

De op zich dramaturgische logische vondst om Osuma aan het begin van de opera in woede te laten ontsteken als tijdens de origamiles Sakura een bom vouwt in plaats van pakweg een vogel, werkt Rock al even slordig uit. Woedend is haar moeder omdat de leraar de creativiteit van haar dochter beperkt. Maar wanneer na de tsunami het hele dorp de leraar – die hun kinderen heeft laten verdrinken – te lijf wil gaan, neemt zij uit het niets het als enige voor hem op. Als dank of verontschuldiging – het is niet helemaal duidelijk – geeft Osuma aan het eind van de opera haar een dagboekje waarin hij zijn eerste liefde beschrijft. En pleegt dan zelfmoord. Meteen daarna spoelt als enige het lijk van Sakura aan, maar net als de andere ouders blijft haar moeder graven om de doden te ‘onbegraven’, luider en luider ‘Ochtendbloesems’ zingend.

Voor wie de symboliek nog niet duidelijk genoeg was, heeft Asuka al eerder benadrukt dat de populaire meisjesnaam Sakura ook de naam van (kersen)bloesem is, symbool van liefde en beroemd om zijn mooie blaadjes én korte levensduur. Het ligt er allemaal veel te dik bovenop.

Helaas geldt dat ook voor de dans. Want hoe goed de dansers ook zijn, en ondanks een indrukwekkende hoofdrol voor Kenza Lee als Sakura, staan ze grotendeels los van de voorstelling. Ze dolen wat op de achtergrond en tonen in een fraai maar ook ietwat oubollig duo de eerste liefde van Osamu. Niets wordt aan de verbeelding van de toeschouwer overgelaten, meteen worden Candlelight-achtige zinnetjes geprojecteerd.  En voor wie zelfs dat niet begrijpt: ook nog eens cursief in een zwierige letter. Het uitleggen van wat getoond wordt neemt hier pijnlijke vormen aan.

De dans overtuigt wél in een spannende groepschoreografie waarin Asuka in een visioen haar dochter ziet worstelen met de golven, haar bij zich wil houden maar leert dat dit niet kan. Ook hier kiest Wörtmeyer voor een traditionele verhalende vorm, maar valt dramatisch enkele minuten alles op zijn plaats –het hoogtepunt van de avond.

Het is echter te weinig. En dat is jammer, niet in de laatste plaats voor de solisten en dansers die stuk voor stuk over veel talent beschikken. Maar ook voor ODD Continent dat als ‘buitenbeentje’ een groot risico durft te nemen.

Foto Joris Jan Bos