Het decor is summier. Wat tuinstoeltjes en een groene afvalbak aan een lantaarnpaal suggereren een park. Puntige rotsen en stenen suggereren nog iets anders, iets dat weerbarstiger is, al wordt er gesproken over een mooi uitzicht op een zee, die we niet zien (decor: Ellen Klever). Mooi weer vandaag heet het stuk van David Storey uit 1970 dat in de enigszins bewerkte vertaling van Bert Voeten nu weer wordt uitgebracht door Hummelinck Stuurman Theaterbureau in de regie van Bruun Kuijt, die vooral een regisseur van komedies en musicals is.

Er loopt een man achterlangs als een schim. Een oudere heer komt op (Bram van der Vlugt) met een wandelstok, handschoenen en een krant. Hij spreidt die voorwerpen uit en gaat moeizaam op een van de stoelen zitten. Er komt nog een heer bij (Bart Klever) in een doorzichtige plastic regencape gepakt, terwijl hij zegt dat het vandaag mooi weer is: ‘Maar je moet op alles voorbereid zijn.’

Zo zeggen ze steeds schijnbaar gewone dingen tegen elkaar. Maar hun gesprekken lopen op niets uit. De jeugdherinneringen die ze ophalen slaan nergens op. Je vermoedt dat er iets met ze aan de hand is. Dat kan van alles zijn. Soms barst er een van hen in huilen uit. Er wordt gezegd dat hij misschien te veel van te jonge meisjes houdt. De ander bekent dat hij een zware scheiding achter de rug heeft. Er is nog een vreemde figuur die met de stoeltjes sjouwt (Marco Koot). Is hij misschien een bediende? Of juist iemand die ze tegenwerkt?

Er komen twee vrouwen bij. Misschien moet ik zeggen: dames, maar de taal krijgt nu iets dubbelzinnigs, omdat de ene (Nettie Blanken) telkens in lachen uitbarst. Alle gewone opmerkingen blijken dan een dubbele bodem te kunnen hebben. De andere (Malou Gorter) heeft ook een klein geheim, dat door Blanken ruw wordt verraden.

De vrouwen doorbreken de uiterlijke beleefdheid van de mannen, ze hebben iets pesterigs tegen elkaar en aanhankelijks naar de mannen. Soms is er een lief moment, bijvoorbeeld als Blanken aanbiedt de hand van Van der Vlugt vast te houden.

Je vraagt je af wat er met ze aan de hand is. Zitten ze wel zo vrolijk en vrij in een park of zijn ze ergens opgesloten? Is het de tuin van een psychiatrische inrichting of een verpleeghuis misschien? Het stuk van David Storey had in 1971 meteen ook in Nederland een enorm succes, in de voorstelling met Paul Steenbergen en Ko van Dijk bij de Haagse Comedie. Niet een plek om een absurdistisch stuk te spelen, en het absurdisme is ook maar schijn, niet het stuk is absurdistisch, maar de mensen om wie het gaat.

In deze nieuwe voorstelling blijft in het midden wat er aan deze mensen precies scheelt en dat is mooi, want zo wordt het een fabel over het menselijk bestaan. Praten we niet allemaal vaak langs elkaar heen, begrijpen we wel alles wat er tegen ons wordt gezegd, voelen we ons niet allemaal vaak eenzaam, ook als er mensen om ons heen zijn. Dat alles wordt lichtvoetig en droogkomisch gespeeld: absurdisme light.

Foto: Ben van Duin