Op het Edinburgh Fringe Festival scoorde de jonge comedian Richard Gadd vorige zomer een grote hit met zijn voorstelling Monkey See Monkey Do. Nu staat hij – één avondje maar – met zijn voorstelling in Amsterdam. Hoewel hij wat moeilijk te volgen is voor het Nederlandse publiek in Toomler, blijft er genoeg overeind van deze multimediale en indrukwekkende voorstelling.

Een man in een roze hardloopbroekje staat op een loopband en rent alsof zijn leven ervan afhangt. Ondertussen voert hij een gesprek met de stemmen in zijn hoofd – deels live uitgesproken, deels op band. Het is een kakofonie van geluiden en stemmen, doorsneden met rare filmbeelden.

In het begin vraag je je af waar dit naartoe zal gaan. Met een paar verknipte quotes uit recensies en een filmpje waarin je hem ziet overgeven, presenteert hij zich in het eerste kwartier vooral als enfant terrible, dat de boel eens lekker op komt schudden. Dit past goed bij zijn imago: in zijn vorige voorstelling Waiting for Gaddot – een onmiskenbare verwijzing naar de klassieker van Beckett – liet hij zijn publiek bijna een uur wachten en verscheen pas vijf minuten voor het einde op het podium.

Monkey See Monkey Do heeft een minder plagerige opzet en is eerder rauw, hard en up-tempo. Na een tijdje ontvouwt zich een persoonlijk en kwetsbaar verhaal over seksueel misbruik. Nadat hij misbruikt werd, begon Gadd te worstelen met zijn eigen seksualiteit. Hij kwam erachter dat hij ook op mannen viel, schaamde zich daarvoor, maar schaamde zich tegelijkertijd voor zijn obsessie met mannelijkheid. Ergens wilde hij maar wat graag aan het ideaal van de machoman voldoen. Met één van de centrale verhaallijnen van de voorstelling – de ‘man’s man contest’ waar Gadd zogenaamd aan meedoet – wordt dit verlangen naar mannelijkheid op de hak genomen.

Het is jammer dat Gadd, die met een redelijk onverstaanbaar Schots accent praat, moeilijk te volgen is voor het Nederlandse publiek. Er wordt dan ook nauwelijks gelachen in Toomler. Doordat Gadd met een bandopname werkt, kan hij zijn tempo ook niet goed aanpassen aan de zaal. De grappen die wél overkomen, zijn bovendien niet zo sterk. Daar staat tegenover dat deze voorstelling het niet in de eerste plaats van de grappen moet hebben. Het is eerder de vorm die de voorstelling een aangename lichtheid geeft.

Briljante ingreep is dat Gadd zijn eigen therapiesessies heeft gefilmd. Hij projecteert alleen de pratende mond van hemzelf en zijn therapeut, maar dan ondersteboven. Boven de mond heeft hij oogjes getekend. De discrepantie tussen tekst en beeld werkt goed. Met deze ingreep maakt Gadd zijn onderwerp licht, zonder iets af te doen aan de oprechtheid van zijn verhaal. Op deze manier wordt Monkey See Monkey Do ook nooit exhibitionistisch of therapeutisch. Het is eerder een mooie, oprechte voorstelling, met een lekker tempo en een goed uitgedachte theatrale vorm.