Er zou iemand moeten zijn voor al je onbeantwoorde highfives, vindt Marco Lopes. Of iemand die altijd klaarstaat als je terugzwaait naar iemand die eigenlijk helemaal niet naar jou zwaaide. Gewoon een zzp’er die dan even terugzwaait en je misschien nog een knuffel geeft – en je zo een gênant moment bespaart (en vervolgens een dikke factuur in je mailbox achterlaat). Zelf offert ‘ie zich overigens ook op voor een uitgebreide en geheel vrijblijvende knuffel aan wie dat nodig heeft.

Moedt is de debuutvoorstelling van Marco Lopes, die in 2016 de finale van het Leids Cabaret Festival haalde. Gepantserd met een laag zwartgallig cynisme, een goede dosis zelfspot en een behoorlijk botte bijl, neemt hij ons mee in zijn dagelijkse dilemma’s. Die gaan onder meer over Freek Vonk (die hij om zijn eeuwige enthousiasme haat maar waar hij ook jaloers op is), de Backstreet Boys (hetzelfde: hij maakt ze belachelijk én verafgoodt ze), zijn vriendin (idem). Lopes probeert van iedereen wat te leren, maar heeft tegelijkertijd iedereen ook wat te leren. Die twee strijden behoorlijk vaak om voorrang.

Soms is zijn materiaal wat te voor de hand liggend: het stuk over de nietszeggendheid van het stopzinnetje ‘alles goed’ bijvoorbeeld, of zijn aversie tegen verkleinwoorden. In een wat uitgerekt verhaal windt hij zich op als hij zichzelf dingen hoort bestellen als een spa’tje rood met een citroentje en een stampertje ‘want deze jongen moet nog naar het huisje rijden’. Niet mannelijk genoeg, concludeert hij.

Die mannelijkheid is een terugkerend thema in de voorstelling. Hardop vraagt hij zich af wat dat is, wikt en weegt hij, zoekt hij de balans tussen lomp en subtiel, tussen grof en gevoelig, tussen voetbal en de Backstreet Boys. Maar het wordt niet zo duidelijk was hij er nu eigenlijk over te zeggen heeft.

Op spaarzame momenten laat Lopes het publiek even achter zijn zelfbewuste en geperfectioneerde masker kijken. Dat levert mooie, meer verstilde scènes op, waarin hij laat zien dat hij wel degelijk ook klein en gedoseerd kan spelen. Ook met de fysieke, muzikale intermezzo’s toont hij door een combinatie van poëzie en banaliteit een groot gevoel voor theatraliteit.

Hij blijft dicht bij zijn eigen, persoonlijke leven: herinneringen uit zijn jeugd, anekdotes met vrienden, de relatie met zijn vriendin. Daaruit destilleert hij leuke gedachtes en spitsvondige grappen. Oneliners voornamelijk, dat wel. Lopes formuleert geen heldere grote lijnen, zijn programma ontstijgt nergens aan de dagelijkse beslommeringen. Maar het is een vermakelijke kennismaking met deze zelfbewuste jongen met zijn grote bek maar gouden hartje. Gouden hart, bedoel ik.

Foto: Anne van Zantwijk