‘We willen graag iets worden wat we niet willen zijn.’ Oud. Met dit belangrijke inzicht over ouderdom stelt Minou Bosua in Moeder mag niet dood alle negatieve beeldvorming over oud zijn ter discussie. De dancing docu-comedy – zoals ze het zelf noemt – is een vrolijke les in levensdrift en loopt over van bewondering voor de lang levenden. Maar het is ook een fascinerend portret van een dochter en haar verhouding met haar moeder. 

Bosua brengt mensen met elkaar in verbinding: van publiek vragen het decor te helpen opbouwen tot een massale rondedans met naborrel op het podium. ‘Hoe oud wil je worden?’ ‘Wat is je levensmotto?’ ‘Kun je je relatie met je moeder omschrijven in twee woorden?’ Ze doet er alles aan om een participatieve stemming op te roepen en het publiek uit te dagen zich in de voorstelling te mengen.

Ze werkt aanstekelijk toe naar een grand finale, want uiteindelijk gaan we allemaal ‘levensverlengend dansen’. Het dansen komt te pas en te onpas dwars door de voorstelling heen en lijkt voornamelijk tot doel te hebben hoge leeftijd een fris gezicht te geven.

Daar heeft ze goede reden voor. Jopie, de moeder van Bosua is 87 en springlevend. Probeert Minou zich voor te stellen dat ze komt te overlijden, dan lukt dat eigenlijk niet. En dat komt niet alleen door de blakende gezondheid van haar moeder. Na het overlijden van haar vader, en later haar broer, heeft ze niemand in haar familie zien huilen. Verdriet en haar moeder passen niet bij elkaar. Zo biedt haar verhouding met Jopie aanleiding voor een merkwaardig goed werkende combinatie van onderwerpen: gelukkige ouderen aan de ene kant en rouwverwerking aan de andere.

Een spookachtige projectie van haar moeder op een wit bedje spreekt in Sanskriet een wijs levensmotto uit: ‘Gisteren is een droom en morgen een visioen. Leef dus elke dag goed. Dan is gisteren een mooie droom en morgen een visioen van hoop.’ Als een mythisch leeftijdloos wezen doet Jopie onafgebroken stevige ochtendgymnastiek.

Niet veel later staat ze in levenden lijve op het podium. Ze vertelt onbewogen over hoe haar eigen moeder wegging en de nieuwe moeder die ze via een advertentie in de krant al snel kreeg. Als ze onverstoorbaar mantra’s zingt voor de overledenen vlucht Minou weg met een koptelefoon. Omgekeerd trekt Jopie zich terug als haar dochter een poging doet de vastzittende brok in haar keel eruit te huilen.

Minou’s fascinatie met haar moeders kwieke levensvisie weet ze knap breder te trekken, dankzij het zestal dansers van Gouden Dans, een organisatie die dansavonden organiseert voor vijfenzestigplussers. Op kritieke momenten dansen ze in een oneindige Franse zomerdans de voorstelling door, tot Bosua ze stilzet.

Ze onderwerpt hen aan dezelfde moeilijke vragen als de zaal. Met motto’s als ‘tel uw zegeningen’ en ‘ga naar buiten, want daar leeft het’ tonen ze zich stuk voor stuk levensdriftige ouderen, die waardevolle lessen hebben geleerd van hun ouders. Het optimisme spat er vanaf.

Het is een krachtige omdraaiing van het maatschappelijke debat rond ongelukkige eenzame ouderen. De mensen op het toneel hebben elkaar, dansen, gaan uit met de kleinkinderen, en gaan vol goede moed nog zeker twintig jaar door. Bosua focust daarbij voornamelijk op hun levensmotto’s, zodat ze haar eigen frustraties met haar opvoeding nog één keer kan toelichten. Waarom moeten we elke dag een lach? Waarom bestaat er geen lofzang op de nacht, waarin de tranen rollen? Nu ze zelf opvoedt, hoopt ze wel verdriet te kunnen delen met haar kind. Een waardevolle les, ook voor de Facebook-generatie. Zo maakt ze toch nog een subtiel pleidooi om je ouders te eren, maar ook te leren van hun tekortkomingen.

Foto: Guido Bosua