Psychologische theorieën verkondigen dat een man pas volwassen kan zijn als zijn vader is overleden. Om dat groeiproces te versnellen zijn er onbewust of bewust de rituele vadermoorden, en soms worden die werkelijkheid. Maar daar is durf voor nodig. In het stuk van Lars Norén loopt de spanning tussen vader en zoon zo hoog op dat de zoon er toch toe komt.

Naar het schijnt zou Lars Norén zijn psychodrama De moed om te doden (1978) geschreven hebben na de dood van zijn vader. Die bleef maar rondspoken en moest ook symbolisch gedood worden. De vader voelt zich een mislukkeling, schuift de schuld van zijn falen in andermans schoenen, maar beseft ook wel dat hij voor zichzelf verantwoordelijk is. Zijn frustraties reageert hij af op zijn zoon. Vader (Dirk Van Dijck) probeert de ene keer meelij op te wekken, om dan later de zoon weer alle mogelijke verwijten naar het hoofd te slingeren. Ook de zoon (Wouter Hendrickx) heeft moeite met zichzelf, keert zich tegen zijn vader. Ook hij voelt zich mislukt en vernederd door de boze buitenwereld en vooral door zijn vader. Hij lijkt meer op zijn vader dan hij zou willen, en dat besef doet pijn. Beiden hebben ieder op hun manier problemen met het verwerken van de dood van de moeder. Een vrouw, Radka, komt tussen hen beide. In het stuk van Guy Cassiers is het een zwarte vrouw (Aminata Demba) en daardoor is ze nog meer een buitenstaander. Ze probeert vader en zoon nog te verzoenen. De vader flirt met haar, en als de zoon hen alleen laat, ontpopt de vader zich tot een agressieve geile ouwe bok.

Guy Cassiers heeft voor soberheid gekozen. Deze keer geen technische hoogstandjes met close-ups en projecties, geen microotjes die de stemmen aanscherpen. Ook atypisch voor Cassiers is dat hij geen roman(cyclus) als uitgangspunt voor de voorstelling heeft gekozen, maar een bestaande theatertekst. Vele stukken van Cassiers zijn epische drama’s en hebben als hoofdthema’s macht en manipulatie. Deze productie is een familiedrama, gecondenseerd tot een conflict tussen vader en zoon. Natuurlijk gaat het hier over macht. Voor Guy Cassiers vormen conflicten tussen vader en zoon de oergevechten.

Om het theaterstuk authentieker en rauwer te laten overkomen, heeft Cassiers het, tegen zijn gewoonte in, laten vervlaamsen (door Bart Van Nuffelen). Al werkt de stilering (eigen aan Cassiers) in het decor en in de enscenering dit streven tegen. De speelruimte beperkt zich tot een smalle strook op het voortoneel. Een paar lampjes, een radiodressoir, een paar stoelen en een rechtopstaande plank die de tafel symboliseert. Er wordt over foto’s gepraat, maar de personages kijken de lege ruimte in. Er is sprake van glazen en borden met eten, maar de aanwezigheid van alle rekwisieten wordt alleen gesuggereerd. Dat creëert een afstandelijkheid, en maakt het scherp van de snede toch wat bot. De spelers gaan er wel tegen aan, en Noréns ruzies zijn altijd verbaal spetterend vuurwerk, maar dat alles snijdt nu niet. Het zijn wat schrammetjes, en geen kerven. Het eindbeeld is dan wel weer pregnant. Het zwarte doek is weg, een groot leeg podium met helemaal achteraan een schimmige vrouwenfiguur die in flauw licht verdwijnt, terwijl vooraan in het wit de zoon zijn vader onder handen neemt.

Dirk Van Dijck levert een krachttoer. Hij vervangt de zieke Marc Van Eeghem. In twee weken tijd heeft hij zich de rol van de vader moeten eigen maken. Hij geeft de vaderfiguur een eigen karakter, weet als ober een komisch typetje te spelen, om daarna de eenzame man te zijn met zijn kwetsbare plekken en kwetsende vernederingen. Wouter Hendrickx zet geloofwaardig een zoon neer die tevergeefs onverschilligheid probeert uit te stralen. De moed om te doden is mooi acteertheater.

Foto: Kurt van der Elst