Er staat een danser, onder het blauwe bloed, bovenop een blauwe planeet die door het oneindige zwarte heelal zweeft. Hij lijkt een omgekeerde Atlas, moe van het gewicht van de wereld. Dit is het beeld dat op de achterwand te zien is. Het wordt live gefilmd door een drone. In werkelijkheid, en tegelijk zichtbaar, staat de danser (een geweldige Charlie Prince) op een cirkel van blauw vloerzeil op het toneel. En het heelal dat zijn wij, in de donkere zaal. #minaret, gisteravond te zien in het kader van Julidans, is een voorstelling die meerdere perspectieven biedt.

Choreograaf Omar Rajeh en zijn Maqamat Dance Theatre gebruiken een waaier aan elementen om van #minaret een opwindend, verwarrend, verontrustend en heel menselijk stuk te maken. En de toegevoegde waarde ervan ligt in de som van al die elementen. Met zes dansers, vijf tafels, livemuziek, opnames van de stem van een muezzin, een homp pleister, wat blauwe verf en die drone zijn de mogelijkheden om verhalen te genereren niet te tellen. In die veelheid vangt het stuk de essentie van een stad.

De stad waar het om gaat is Aleppo en het overheersende gevoel is dat het leven ondanks de verwoesting geleefd wil worden. Er is de dreiging van de oorlog, in de figuur van de drone plus de intense mix van livemuziek en opgenomen geluidseffecten. De drone achtervolgt de dansers, drukt ze neer en valt ze aan. Maar er is ook liefde, gedanst met tedere, zoekende gebaren van de armen en bovenlichamen. Er is het zintuiglijke plezier van het werken met de handen en vingers, die de homp pleister op een van de tafels bewerken. Er is de chaos van het drukke verkeer die te zien is in het groepswerk. Verhalen beginnen en eindigen. En er is er pijn en angst, wanneer de dansers een slap, dodelijk bleek lichaam uit het bereik van het boze brommen van de drone dragen, op zoek naar iets van veiligheid. Een lot dat je geen kind of ouder ooit toewenst.

Maar #minaret ontstijgt de reeks eindes en pakt je met de verschuivende rol die de drone speelt. Ondanks de dreiging van het angstaanjagende ding, met twee priemende rode lichtjes als ogen en meerdere propellers die telkens met een klik in actie schieten, begint het deel uit te maken van het leven in de stad. Net als de oproep van de muezzin vijf keer per dag, zweeft hij het dagelijks leven in en uit. De mensen gehoorzamen of negeren hem en leven of sterven met de gevolgen.

Je zou denken dat de lichamen op het toneel voortdurend angst uitdrukken, met zo’n sinistere aanwezigheid. Maar ook al worden ze verscheurd, ze staan toch weer op. #minaret lijkt te zeggen: wij levende wezens, wij de overlevenden, leren te leven met angst en verlies. Ons lichaam past zich aan en maakt plaats voor het extra gewicht. De lange, uitdrukkingsvolle ledematen van Charlie Prince zijn met elke pas die hij over die wereldbol zet, tot het uiterste gespannen. De bewegingen kosten nu meer moeite dan ze in het begin deden, toen het leek of zijn armen en benen kalm vloeiend water doorsluisden, of werden meegenomen door duizend kleine vogeltjes die opstegen vanuit zijn middenrif. Daarnet lag hij nog leeg te bloeden op een tafel. Is hij een engel nu? Of trotseert zijn lichaam de dood met een hart dat maar niet stopt met kloppen?

De camera op de drone toont ons kijkers, terwijl we getuige zijn van de tragische heldendaad en de chaos waar die uit voortkomt. En nu we onszelf zien verandert onze rol. We zijn niet langer volgers van de newsfeed, we zijn echt aanwezig. We zijn zo dichtbij. We worden zo geraakt. Hoe kunnen we hier blijven zitten kijken?

Deze recensie verscheen eerder op Movement Exposed Critical Space