De ‘vloek’ van anderhalve meter afstand, de neoliberale non-stop economie, het door subsidieverstrekkers opgelegd diversiteitsbeleid: schrijver Vera Morina en regisseur Daria Bukvić zetten in hun hertaling van Shakespeares Midzomernachtsdroom weliswaar vol in op de lach, maar kraken ondertussen harde noten over vastgeroeste ideeën, een maar moeizaam veranderende tijdgeest, verlangen naar (fysiek) contact en, niet in de laatste plaats, de rol die kunstenaars (willen) spelen in een maatschappij op drift.

Centraal in deze komedie staat de vurige liefde tussen de stoere Hermia en de sensitieve feminist Lysander (Jatou Sumbunu en Armand Rosbak). Ze zijn bevangen door zinnelijk ongeduld en willen dolgraag wat alle tieners nu eenmaal dolgraag willen: tongen (oké, en orale seks) – maar ze kunnen elkaar door een vloek niet aanraken. Dromen bieden uitkomst, in een droom kan immers alles, maar de verstokte en gekwelde patriarch Theseus (Fahd Larhzaoui) houdt stug zijn vaders wet in stand: in Athene wordt niet geslapen. Met toverpoeder snuift de bevolking zichzelf al jaren op rij wakker. Vooruitgang komt tenslotte niet vanzelf.

Dus vluchten de verliefde tieners hun stad uit, het bos in, met in hun kielzog de onbeschaamde hormonenbom Helena en de voor haar woest-aantrekkelijk onpeilbare Demetrius (Shelley Bos en Alkan Çöklü): die twee andere ‘sukkels voor de liefde’. Tegelijkertijd verlaat ook het plaatselijke amateurtoneelgezelschap de stad, onder intens-gepassioneerde maar weinig progressieve leiding van regisseur Nana Mouskouri (een regelrechte pretrol van Isabelle Kafando): kunst is ‘entertainment’, dreunt ze op tijdens een discussie over engagement binnen haar gezelschap.

Morina blijft qua structuur dicht bij Shakespeares brontekst, al komt eerst de bard zelf (Tommie Kinneging) nog even langs, vanuit een tijdscapsule met Yordi (Laura de Geest), een klimaatvluchteling avant la lettre, die later in het stuk het toneelgezelschap van financiële zekerheid (en de broodnodige maatschappelijke inhoud) voorziet. Gemoedelijk geeft deze Shakespeare het publiek een inleiding in deze naar zijn smaak toch wat curieuze hertaling die ons te wachten staat, maar een eer vindt hij het wel.

Een beetje flauw, maar de toon van deze bewerking is gezet: brutaal, vol zelfspot en ruimhartig gelardeerd met actuele referenties. De eerste scènes zijn ook allemaal buitengewoon vrolijk en flink op de karikatuur. Daar komt verandering in als de personages in het bos van het zojuist gescheiden echtpaar Oberon en Titania (Michiel Blankwaardt en De Geest) belanden, en het stuk mysterieuzer wordt en gelaagder: dromen en nachtmerries worden hier aanvankelijk als opponenten gepresenteerd, maar gaandeweg vallen ze prachtig samen: want om je dromen of verlangens te verwezenlijken, moet je immers je angsten onder ogen komen.

In haar grotezaaldebuut toont Morina zich, net als in haar vorige voorstelling Volim te overigens, een ambitieus schrijver, die grote thema’s durft te behandelen en liever te veel dan te weinig aanraakt. Best verfrissend voor een jonge schrijver. Het pakt in dit geval bovendien goed uit: haar bewerking is zo rijk, dat er zowel voor jong als oud, voor leek en liefhebber, en alles daaromheen, voortdurend genoeg te beleven is. Morina gaf haar personages een vooral eigentijds idiolect mee, haar geintjes naar de actualiteit (TikTok, DM’s, Chersonissos) zijn op het randje en soms net erover – maar omdat het tempo lekker hoog ligt en het in een stevige inhoud ingebed zet, geeft het niets als het zo nu en dan te flauw wordt.

Grote blikvanger van deze productie is de zonder uitzondering geweldig spelende, lekker jonge cast (met, voor de volledigheid, behalve eerdergenoemden ook Ezra Koppejan, Keanu Visscher en Ziggy Knel). Het gaat allemaal behoorlijk over de top, maar ze verzanden nergens in goedkoop effectbejag: altijd schemert er vuur, verdriet of angst door de personages ­­– of regelrechte geilheid natuurlijk, niets menselijks is hen vreemd.

Scenografie (Marloes & Wikke), licht (Yuri Schreuder) en kostuums (Dymph Boss) kiezen voor een treffend contrast tussen het efficiënte Athene en de wonderlijke boswereld: van veel zwart-wit en rechte lijnen, naar een kleurrijke wereld vol weelderige bloemen en neon. Het levert prachtige beelden op het meestal drukbevolkte podium op, waarop behalve de acteurs ook voortdurend dansers en muzikanten te zien zijn.

Daarin is nog een slag te winnen: waar de twaalf muzikanten van Phion vaak als figuranten het podium doorkruisen en bepalend kunnen zijn voor de sfeer van de scène (en fagotspeler Gordon Laing daadwerkelijk de rol van amateurspeler Fluit op zich neemt), zijn de choreografieën die Regina van Berkel voor de twaalf dansers van Introdans maakte, vaak al te illustratief of ter onderbreking van de handeling.

Niettemin is dit een productie die je voortdurend verleidt, vrolijk bedondert en terloops aan het denken zet. Achter een bonte verzameling van grote gebaren en vette knipogen, ontwaar je gaandeweg een bijzonder rijke en actuele Midzomernachtsdroom.

Foto: Joris van Bennekom