De regen klettert tegen de ruiten en toch – of misschien juist nu – is het tijd voor Midzomernachtdroom. De liefde is immers van alle seizoenen. Handig is wel dat voor het bronstige bos waar al die liefdesduo’s en -trio’s doorheen dartelen een binnenlocatie is gevonden. Seksclub OQ ligt vlakbij het theatercafé waar de voorstelling begint.

Mooi weer & zo is de jonge Rotterdamse groep die veelal klassieke stukken speelt in een eigen bewerking én in een eigen theatercafé. Daar zijn wel zes producties in een half jaar te zien; een goede manier om vlieguren te maken, zowel in spel, regie als het in elkaar timmeren van voorstellingen. Ook de combinatie van jonge acteurs met oude rotten (zoals Johan Simons, Elsie de Brauw en hier Tom Blokdijk) helpt de ontwikkeling van de groep verder.

De naar het nu gehaalde versie van Shakespeares speelse blik op prille liefde en acteren, zowel in ongeveer onze wereld als in een sprookjesvariant daarvan, begint in het café. Daar kibbelen Délano van den Berg en Edouard Kain over hoe je zo’n voorstelling moet aankondigen. Van den Berg neemt de rol van standwerker aan en meet de spectaculaire locatie die het publiek te wachten staat breed uit. De stripclub als locatie is een selling point, daar kun je niet omheen. Kain wil af van dat popi gedoe en neemt het op voor Shakespeare en zijn taal.

Het lijkt een wat flauwe controverse om het begin mee op scherp te zetten, maar het tekent ook de fase waarin Mooi weer & zo in is terechtgekomen. In de vijf jaar van haar bestaan is het de groep gelukt om publiek te trekken dat normaal gesproken niet zo snel naar het theater gaat. Dat heeft natuurlijk zijn invloed op de bewerkingen. Nu de toeschouwers binnen zijn, zijn ze misschien rijp voor een verdiepende stap. Zo sijpelt een koersdiscussie door in de theatrale opening.

‘Stripclub – Lapdance – Private rooms – Non stop shows – Bachelor party for girls and boys’, zegt de gevel. Het tweede deel van de voorstelling speelt in de OQ, waar het warm is en naar babypoeder ruikt. Toepasselijk staat dat oord van illusie en lust voor het sprookjesbos in het stuk waar verliefde jongeren doorheen dartelen, op zoek naar elkaar of juist om aan elkaar te ontkomen. Het is de plaats waar elfenkoning Oberon heerst, die zijn vrouw een lesje wil leren omdat ze haar bedvriendje niet aan hem wil uitlenen. Hij heeft een liefdespoedertje dat hij op slapende ogen strooit. Wie daarna wakker wordt, stort zich ongeremd op het eerste waargenomen levende wezen. Dat leidt natuurlijk tot allerlei verwikkelingen, en natuurlijk komen die allemaal op hun pootjes terecht.

Het bos is ook de plaats waar de toneelkunst beoefend wordt. In dit geval niet door de ambachtslieden die een stuk willen spelen op de bruiloft van Theseus en Hippolita, bewerker Tom Blokdijk heeft al die rollen geschrapt, maar door de twee acteurs van de inleiding. De bespiegelingen over toneel binnen het toneelstuk zijn grappig, maar ze halen de vaart wel een beetje uit de voorstelling. Dat geldt ook voor de epiloog, later terug in het café. Ik snap dat het stuk ingekort moest worden, maar dat heeft in dit geval niet geleid tot een verbetering van het origineel.

In haar regie van Midzomernachtdroom zoekt artistiek leider Eva Lemaire graag naar de humor en naar de fysieke kant van de teksten en rollen. Die is met al die liefdesdronken pubers gemakkelijk te vinden. De toverkrachten van Oberon trekken de personages naar plekken waar ze niet naartoe willen. Het helpt zelfs niet als ze zich vastklampen aan meubilair of publiek. De liefde wordt fysiek uitbundig gevierd, bijvoorbeeld op het paaldanspodium. Dampende liedjes illustreren alles nog eens een keer.

Carl Hoogvliet en Leander de Vos zijn aan elkaar gewaagde liefdesrivalen, op jacht of juist niet naar Sofie Habets en Maxime Heemskerk. Bart Kiene is een Oberon met sadomasochistische neigingen die Titania (Jip Boschma) maar moet zien te weerstaan.

Inzet en speelplezier zijn groot en zorgen ervoor dat iedereen met een glimlach naar huis gaat. En met een gevuld buikje – daar zorgt Mooi weer & zo ook nog eens voor.

Foto: Maarten Laupman