Na het winnen van een cabaretfestival vliegt de gelukkige cabaretier het liefst zo snel mogelijk in de armen van een impresariaat om het hete ijzer te smeden en klaargestoomd te worden voor een avondvullend programma. In 2009 won Martijn Crins de jury- en publieksprijs op Cameretten, maar hij vond dat hij nog niet klaar was voor het grote cabaretwerk. Veertien jaar later bewijst hij dat de jury en het publiek het op Cameretten goed hadden gezien.

De wieg van Martijn Crins stond in 1984 in het Limburgse dorp Leveroy. Dat is niet in het mooie, hevelachtige deel van die provincie, maar het deel waarvan Brabant volgens Crins zei: ‘Hou het maar.’ Als je de MAVO had doorlopen, zoals Crins na heel veel moeite, behoorde je tot de intellectuelen en het culturele leven bestond vooral uit drinken, de boel in de fik steken en inteelt. Oh, wat is Crins blij dat hij daar weg is en nu in de stad woont, en oh wat mist Crins dat dorp waar hij zijn jeugd heeft doorgebracht, want ‘in de stad weten ze alles van de wereld, maar niets van elkaar.’ Dat dubbele gevoel is de basis van zijn geslaagde debuutprogramma Mesthoop, dat is opgebouwd als een Bonte Avond in het dorp.

Voor iemand uit Amsterdam, die weet dat hij de komende dagen maar even niet beneden de grote rivieren moet komen, is het carnavalssfeertje waarmee Crins de avond muzikaal opent behoorlijk schrikken. Maar al snel wordt duidelijk dat Crins door middel van parodie en het tonen van werkelijke liefde het spel van afkeer en omarmen speelt. Parodie is een gevaarlijk middel als het niet perfect wordt uitgevoerd, want anders is die vorm ronduit vervelend. Zo komt Crins dicht in de buurt van de ondergrens als hij de al te leutige en flauwe ‘moppenman van het dorp’ speelt en ook de bijdrage van ex-clown Bongo had wat mij betreft achterwege kunnen blijven. Een paar andere stukken blijven wat vaag hangen tussen belachelijk maken en oprechte warme gevoelens.

Maar het aanbod van Crins is heel breed en het grootste deel van de avond is zowel bijzonder vermakelijk als verfijnd emotioneel. Jammer dat hij de akkoorden van het slotnummer, een Limburgse vertaling van ‘What a Wonderful World’, en daarmee een lieve ode aan Limburg, wat al te hoog op de gitaarhals speelt, waardoor het wat krakerig en pieperig wordt. Maar ja, als je dat welwillend bekijkt, zou je daar ook weer dat dubbele gevoel van Crins in kunnen herkennen.

In Crins zien we de hand van regisseur Martijn Bouwman. Als docent aan de Academie voor Drama in Eindhoven zag hij in student Crins iemand die in het rijtje met Theo Maassen en Ronald Goedemondt past, de twee Brabantse cabaretiers die Bouwman ook begeleidt. Fel, beweeglijk, associatief, en niet te beroerd om in de onderbuik van het publiek en van hemzelf te poeren. Mesthoop is dan ook een uitstekende titel voor het programma van Crins, waarin hij naast uitgesproken lieve mensen ook een paar ronduit onsmakelijke dorpsbewoners introduceert.

Na zijn overwinning op Cameretten heeft Crins in verschillende theatergezelschappen gespeeld op vrijwel alle theaterfestivals in Nederland en België en in verschillende films en tv-series. Daarnaast speelde hij in een band en schaafde hij aan zijn schrijftalent als columnist in dagblad De Limburger. Toen hij het sologevoel voor theater weer had, probeerde hij stukjes uit in het comedycircuit. Alles bij elkaar opgeteld is hij door die lange aanloop een complete, veelzijdige cabaretier geworden. Het is voor het publiek de moeite waard geweest om daar veertien jaar op te wachten.

Foto: Vanessa Scheer